AgEy LaAg LeAg

Agen

(Aginnum) De inwoners werden Nitiobriges genoemd, dus de oorspronkelijke naam van de stad zal wel Nitiobriga geweest zijn. Ze ontstond aan het begin van de Romeinse periode naast een Gallische nederzetting op de hoogte van l’Hermitage. Er zijn in Agen talrijke sporen uit de Romeinse tijd gevonden: een amphitheater, mozaïekwerk, keramiek, grafschachten, munten, zwaarden, mantelspelden, beelden en sarcofagen. Het gemeentelijke museum voor schone kunsten heeft een afdeling archeologie.

AiMu ArAi MuAi RéAi

Aix-en-Provence

(Aquae Sextiae) In 123 of 122 v.Chr. werd Aix ter plekke van warme en koude bronnen gesticht door de Romeinse consul Sextius Calvinus. Men wil dat aan de stichting van de stad de verwoesting van het oppidum d’Entremont (3 km ten noorden van de stad) voorafging. In 102 v.Chr. vond er een beroemde veldslag plaats tussen de Romeinen onder het bevel van Gaius Marius enerzijds en de Cimbri en Teutones anderzijds. Nadat Marius de Teutonen op de vlakte van Pourrières (ten noordoosten van Trets) verpletterend verslagen had, verfraaide hij de stad en schonk haar de belangrijkste gebouwen. Caesar maakte er in 45 v.Chr. een kolonie van. Onder Diocletianus (284-305) werd Aix-en-Provence het belangrijkste politieke centrum van de provincie Narbonensis Secunda. In 477 werd de stad bezet door de Visigoten. Aix draagt talrijke sporen van de Romeinse aanwezigheid: aanzienlijke delen van het aquaduct, resten van de thermen in de tuin van het Hôtel des Thermes, vestingwerken en sporen van gebouwen, hellenistische keramiek, stenen en bronzen beelden, kapitelen, pilaren van zuilengangen, mozaïeken enz.

AlBe AlGe AoAl

Albertville

(Ad Publicanos) Albertville bestaat pas sinds 1835, toen koning Charles-Albert van Savoie de plaatsen Conflans en Villefranche-de-l’Hôpital samenvoegde. Al in de oudheid lagen hier twee plaatsen dicht bij elkaar: Ad Confluentes (later Conflans) en Ad Publicanos. De eerstgenoemde heette naar de samenloop van de Isère en de Arly, de tweede naar de aanwezigheid van een Publicanus of tolgaarder. Waarschijnlijk lag de laatstgenoemde plaats ten westen van Conflans, op zes mijl afstand van La Bâthie (Obilonna) en ook op zes mijl afstand van St.-Jean-de-la-Porte (Mantala), zie route AoAl. Ad Publicanos lag dan ongeveer halverwege tussen Gilly-sur-Isère en het huidige centrum van Albertville. Resten uit de Romeinse tijd zijn gevonden bij St.-Sigismond: grafinscriptie, dakpannen, zuilen, sporen van gebouwen, munten.

AlAv AlMa ChAl

Alleaume

(Alauna) Over Alleaume in de oudheid is eigenlijk niets bekend, behalve dan dat er bij Valognes nog ruïnes van een badhuis zijn te zien. De oude naam van de plaats geeft aan dat er een heiligdom was. ‘Alauna’ lijkt in de Gallische taal de betekenis van ‘heilig’ te hebben. Er zijn in West-Europa diverse plaatsen die Alauna geheten hebben. Ten zuidoosten van München is het de oude naam van Chieming aan de Chiemsee en van Seeon aan de Klostersee. Er wordt een godin Alauna genoemd op een inscriptie uit Pantenburg in de Eifel, de Franse stad Laon wordt er mee in verband gebracht en er zijn diverse Alauna’s in Groot-Brittannië, zoals Alnwick aan de Aln (Northumberland), Maryport aan de Solnway Firth en Alcester tussen Worcester en Stratford-upon-Avon. Tenslotten is er ook nog een Alaunio op route RéGa. Waarschijnlijk is ook de naam van de plaats Allonnes (zie AnTo, ChOr en MaTo) van oorsprong Alauna. Volgens de één is Alauna de godin van het licht en volgens de ander betekent het woord “forellenrivier”1, maar, zoals gezegd, misschien geeft het alleen aan dat de plaats heilig is of een heiligdom heeft. Nadat deze stad van de Unelles door de Noormannen was verwoest ontstond Valognes aan de Merderet.

AmBe AmPo AmQu AmRo
AmSo ArAm BoAm CaAm

Amiens

(Sammarobriva Ambianorum) De plaats wordt voor het eerst genoemd in Caesars vijfde boek over de Gallische oorlog (24,1, 47,2 en 53,3). Bij opgravingen is nooit een oudere bewoning aangetoond, zodat er tot aan de komst van de Romeinen misschien alleen maar een brug was (zie ook bij Pont-Sainte-Maxence op route BeSe). De naam is echter wel Gallisch en betekent ‘Somme-brug’. Een stad is dus wellicht pas ontstaan nadat de Romeinen hier een legerplaats inrichtten. Bij de ‘Germaanse’ inval van 256 werd ze verwoest en ongeveer twintig jaar later gedeeltelijk herbouwd. Er ontstond toen een kleine vesting van ca. 20 hectare. In de muren zijn resten van de eerdere stad verwerkt, zoals beeldhouwwerken en grafstenen. Er zijn drie poorten bekend. De zuidelijke is genoemd in de vita van Sint Ferminius en heette de ‘Porta Clippiana’. Ferminius was de eerste bisschop van Amiens en werd daar in 303 onthoofd. Bij deze poort begonnen de wegen naar Rouen en Beauvais. Vanaf een oostelijke poort leidde de weg naar Soissons. De drie routes naar het noorden (naar Boulogne, Atrecht en Kamerijk) begonnen bij de noorderpoort, die toegang gaf tot de brug over de Somme. Het lijkt niet onaannemelijk dat de weg naar Senlis een eigen poort had, en dat er dus twee zuidelijke poorten waren.

AnTo NaAn ReAn

Angers

(Iuliomagus) Angers is gedeeltelijk archeologisch onderzocht en daardoor is het bekend dat ze aan het einde van de IJzertijd een relatief dicht bewoond oppidum was. De stad kreeg onder de Romeinse overheersing de naam Iuliomagus en ontwikkelde zich op de linkeroever van de Maine tot een plaats met een forum, thermen en een amfitheater. Een gedeelte van haar oude ommuring is geconserveerd. In de vierde/vijfde eeuw hernam ze haar oude naam van civitas Andecavorum, waaruit de huidige, Angers, is ontstaan.

AoAl AoGe ViAo

Aoste

(Augusta) Over de Aoste in de Gallo-Romeinse periode is weinig bekend. Het lag in het sinds 125 v.Chr. door de Romeinen veroverde deel van Gallia, dat later ‘Narbonensis’ zou gaan heten. Het stadje heeft de naam gekregen van de eerste keizer van Rome en is het vermoedelijk pas rond het begin van de jaartelling van enig belang geworden, vooral door de produktie van aardewerk. Er zijn talrijke sporen uit de Romeinse tijd gevonden: inscripties, aardewerk, resten van sarcofagen, pottenbakkerswerkplaatsen. Er wordt ook een Romeinse weg vanaf Brégnier-Cordon genoemd, dat eveneens een pottenbakkersplaats was.

ArBo ArCl LiAr PoAr

Argenton-sur-Creuse

(Argentomagus) De naam ervan betekent waarschijnlijk “zilvermarkt”. De afstanden in de Romeinse aardrijkskundige bronnen wijzen naar de brug over de Creuse bij Argenton, maar de belangrijkste resten uit de oudheid bevinden zich in het ten noorden daarvan gelegen St.-Marcel. De bloeitijd van de stad lag in de tweede en derde eeuw. Sinds 1990 heeft ze een groot archeologisch museum. Sporen uit de oudheid in Argenton-sur-Creuse zijn de Romeinse brug en verwoeste thermen. In St.-Marcel bevinden zich resten van een theater, een amfitheater, een heilige bron, tempels en een necropool. Het museum staat op een archeologische site.

ArAi ArAv ArRé BeAr
NiAr

Arles

(Arelate) Arles is misschien een Phoenicische nederzetting uit de zevende eeuw v.Chr. De stad heeft veel te danken aan de hulp die ze Julius Caesar bood tegen de stad Marseille. In 49 v.Chr. werd ze daardoor een colonia voor de veteranen van het zesde legioen en voorzien van een versterkt bolwerk, forum, theater en de Arc du Rhône, een triomfboog. Om de verbinding van de stad met de Middellandse Zee te vergemakkelijken liet veldheer en consul Gaius Marius (157 – 86 v.Chr.) ca. 101 v. Chr. een kanaal daarheen aanleggen. Het had ongeveer het verloop van het huidige Canal d’Arles à Fos en werd de Fossa Mariana genoemd. Op de Peutinger-kaart (Fossis Marianis) wordt met die naam de haven van Fos aangegeven (route ArMa).

In het begin van de eerste eeuw was de stad volgens Strabo (ca. 64 v.Chr.- 19 n.Chr.) een belangrijk handelscentrum. In de tweede eeuw breidde de stad zich nog uit en werd voorzien van een circus (renbaan). In de derde eeuw werd de stad geplunderd door de Alemannen. Aan het begin van de vierde eeuw was de stad een geliefde verblijfplaats van keizer Constantijn, die haar tot tweede hoofdstad van het keizerrijk maakte. In onze tijd geniet ze grote bekendheid als woonplaats van de schilder Vincent van Gogh. Uit de oudheid zijn resten van het forum overgebleven: Korinthische zuilen, grote onderaardse zuilengangen en hoefijzervormige grondsporen van het forum. Verder een amfitheater, een zeer groot Romeins theater, resten van het paleis van Constantijn met thermen, muren en kelders, resten van een tempel, van het circus, van de omwalling, van aquaducten. Er zijn zeer veel ‘losse’ vondsten gedaan: grafzuilen, inscripties, sarcofagen, beelden en mozaïeken. Sporen uit de oudheid zijn ook te vinden in het Musée lapidaire d’art païen en het Musée lapidaire d’art chrétien. Blijkbaar maakt men in Arles een scherp onderscheid tussen heidense- en christelijke kunst.

zie Atrecht

Arras

ArAm ArCa ArTo EsAr
ThAr

Atrecht

(Nemetacum) Atrecht ligt rond de plek waar de Crinchon in de Scarpe valt. Blijkbaar bevond zich daar en belangrijk heiligdom, want de naam Nemetacum bevat het Gallische woord nemeton = heilig. De plaats wordt ook wel in verband gebracht met de naam Nemetocenna, die bekend is uit de aanvulling van Hirtius op Ceasars verhaal over de Gallische oorlog (boek VIII, 46 en 52). Er is echter geen garantie dat Hirtius de naam goed gespeld heeft, en zo ja, dat er Atrecht mee bedoeld is. Op oude stadsplattegronden is te zien dat de stad vroeger uit twee, door de Crinchon gescheiden delen bestond. In het westen Baudimont of de Cité, in het oosten het oude Nobiliacus of de Ville. Thomas Platter bericht over haar: “Sie wirdt mitt mauren in zwey theil abgetheilet, (la Cité et la Ville) die kleine unndt große statt.” Uit de oudheid zijn een stuk van het bolwerk, aardewerk en graven overgebleven.

AuBe AuTo EaAu LeAu

Auch

(Elimberrum) Stad aan de Gers, bewoond door de Ausci, een van oorsprong Baskisch volk. Hun naam doet dan ook denken aan het woord Euskadi (= Baskisch). De Romeinen herdoopten de stad in Augusta Ausc(i)orum. Het was één van de twaalf steden in de provincie Novempopulana. In 409 werd de stad verwoest door de Vandalen. Uit de oudheid zijn er sporen van huizen, ateliers, winkels, een hypocaustum*, amforen, sporen van een weg, riolen, mozaïeken en aardewerk gevonden.

AvAu KeAu

Augst

(Augusta Raurica) De Colonia Rauracum werd rond 44 v.Chr. gesticht door Lucius Munatius Plancus. Pas ten tijde van Augustus kwam de colonia tot bloei. De stad beschikte in haar bloeitijd over een amfitheater, een groot en een aantal kleinere forums, een aquaduct, tempels, publieke baden en het grootste theater ten noorden van de Alpen. Van veel bouwwerken zijn de resten nog zichtbaar. In het jaar 250 werd een deel van de stad door een aardbeving verwoest. Ongeveer tien jaar later deed de oorlog tegen de Alemanni de rest. De Romeinen bouwden daarna een fort aan de Rijn, waarvan de omwalling nog gedeeltelijk intact is. Van de colonia is de huidige plaats Augst overgebleven, en van het fort Kaiseraugst.

Er sluiten maar twee routes aan op Augst en dat betekent dat de plaats in deze gids eigenlijk geen knooppunt is. Dat is bijvoorbeeld ook het geval bij Bonen (Boulogne-sur-Mer). Boulogne is echter tevens de verbinding met Brittania en wel met Richborough (Rutupiae in de gids van Bruijnesteijn). Augst is de verbinding met het ten oosten van Gallia gelegen Raetia en op de Peutinger-kaart is dan ook te zien dat er vandaar een weg naar Vindonissa (Windisch) loopt. Over de grens tussen Gallia en Raetia zijn de meningen verdeeld. Niet zelden ziet men dat Vindonissa bij Gallia gerekend wordt. Omdat men bij Tacitus (Historiën IV, 70) zou kunnen lezen dat zowel het 21e legioen uit Vindonissa als de cohorten van Sextilius Felix uit Raetië kwamen, is er hier van uit gegaan dat Augst de laatste plaats in Gallia was.

AuAu AuCh DiAu LuAu

Autun

(Augustodunum) Autun is de Romeinse opvolger van de Gallische stad Haedua. Het Romeins/Gallische Augusto-dunum betekent ‘versterkt kamp van Augustus’ en is dus ten tijde van de eerste Romeinse keizer aangelegd. Zoals gebruikelijk rond twee loodrecht op elkaar staande assen, de cardo (noord-zuid as) en de decumanus (oost-west as). Het Romeinse bolwerk is zeer goed bewaard gebleven. Het had een lengte van zes kilometer en werd versterkt door vierenvijftig ronde torens. De Romeinse poorten aan de oostzijde van de decumanus, de Porta Ligonensis, nu Porte Saint-André, en aan de noordzijde van de cardo, Porta Senonica, nu Porte d’Arroux, zijn nog te bezichtigen. Aan de oostzijde van de stad lagen een theater en een amfitheater, het eerstgenoemde nog gedeeltelijk intact. Aan de noordkant van de stad staat nog de ruïne van de tempel van Janus en aan de zuidkant, bij één van de begraafplaatsen van de stad (bij Couhard) bevindt zich een grafmonument dat de ‘Pyramide van Couhard’ genoemd wordt. Behalve de reeds genoemde gebouwen zijn er nog tal van sporen uit de oudheid: grafstenen, fragmenten van mozaïeken, munten, aardewerk, ovens, sporen van bewoning en de resten van het aquaduct van Montjeu. Gallo-Romeinse voorwerpen zijn te vinden in het Musée lapidaire.

AuAu BoAu SeAu TrAu

Auxerre

(Autessiodurum) Autessiodurum werd in de tijd van de invasies van de barbaren met een muur omringd. Over de geschiedenis van de stad in de oudheid is vrijwel niets bekend. Auxerre had een tempel voor Apollo en een amfitheater. Uit de Romeinse tijd zijn grondsporen van gebouwen, mozaïekwerk, aardewerk, sporen van het bolwerk en van de Romeinse weg (van Agrippa) gevonden.

AvAu AvVe PoAv

Avenches

(Aventicum) Het Romeinse Aventicum werd rond 15 – 13 v.Chr. aangelegd en is genoemd naar de Helvetische godin Aventia. In de derde eeuw werd de stad geplunderd door de Alemanni. In de vijfde eeuw werd er een nieuwe omwalde nederzetting gebouwd. De stad was toen het centrum van een bisdom. Toen de zetel daarvan in de zesde eeuw naar Lausanne werd verplaatst raakte de stad in verval. Avenches is rijk aan overblijfselen uit de oudheid. Het heeft een theater, een amfitheater, thermen, resten van de stadspoorten, en in de nabijheid van de oostpoort nog een toren (Tornallaz), die als enige is overgebleven van de oorspronkelijke 73 stuks. Dan zijn er nog het Cigognier-heiligdom en het heiligdom van de Grange-des-Dîmes. Er zijn resten gevonden van een hydraulisch orgel en een gouden buste van Marcus Aurelius, te zien in het Musée Romain. Thomas Platter noemt de stad bij haar Duitse naam “Wifelspurg” (Wiflisburg), en vermeldt er veel marmeren oudheden, muren en stadsmuren uit de Romeinse tijd.

ArAv AvBe AvCa AvVa

Avignon

(Avennio) Hoewel Avignon minder zichtbare resten uit de oudheid heeft dan Arles, Nîmes of Orange, was het in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling een belangrijke plaats met ca. 25.000 inwoners. Het forum lag ter plekke van het huidige Place de l’Horloge. Gallische en Gallo-Romeinse voorwerpen bevinden zich in het Musée lapidaire. Lokale archeologie in het Musée Calvet. De stad wordt voor het eerst genoemd in de 1e eeuw v.Chr. Van het forum zijn grondsporen en steunmuren, arcaden, mozaïeken, zuilen en voorwerpen aan het licht gekomen.

AlAv AvRe AvTe

Avranches

(Ingenia) Op de Peutinger-kaart is de naam Ingenia verhaspeld tot Legedia. Het was de woonplaats van de Abrincates of Abrincatui. Verder is er niets over de stad in de Romeinse tijd bekend. Uit die tijd zijn muren, munten, dakpannen en keramiek overgebleven. Ook de routes naar en van Avranches zijn arm aan sporen.

_________________________________________

  1. Pierre-Henri Billy: Thesaurus Linguae Gallicae. Hildesheim / Zürich / New York 1993, p. 5.