IGN carte topographique TOP 100: | 60 Cavaillon / Digne-les-Bains |
67 Marseille / Carpentras | |
68 Toulon / Nice |
Rm | km | ||
Aquis Sestis | Aix-en-Provence | ||
a. Reis Apollinaris | Riez | xlvii | 70 |
b. Anteis | Ampus | xxvii | 40 |
Foro Voconi | le Muy | xviii | 27 |
Vanuit Aix-en-Provence (Aquis Sestis) wordt weg D63c naar het noordoosten genomen. Hij voert langs het Château de la Mignarde en het Château de la Gaude en loopt dan over weg D63b tussen links de spoorbaan en rechts het Canal du Verdon. Waar de weg naar het oosten afbuigt loopt de route noordwaarts verder over een pad langs het spoor naar Meyrargues. Zowel de toeristenkaart als de Michelin wegenatlas melden hier een Aqueduc Romain. Dit aquaduct leidde water vanaf Traconnade naar Aix. Traconnade ligt iets ten zuidoosten van Jouques waar de Romeinen ook hun sporen hebben nagelaten. De route gaat door Meyrargues en dan verder over weg N96 oostwaarts langs de Durance. Ook in het hierna volgende Peyrolles-en-Provence zijn resten van het aquaduct gevonden. Vanaf hier leidt weg D561 naar het bovengenoemde Jouques en Traconnade, maar de route zelf loopt verder over weg N96 tot aan de Pont de Mirabeau, waar N96 wordt verlaten en nummer D952 gevolgd wordt naar St.-Paul-lès-Durance. Daar zijn de resten van een Romeinse villa en andere sporen uit de oudheid aangetroffen.
Na St.-Paul gaat de route naar Vinon-sur-Verdon. Op de bijbehorende fiche van Quid.fr wordt naast diverse sporen uit de Romeinse tijd de ‘via Sixtia’ genoemd. Het is de schrijver dezes niet gelukt om meer informatie over deze ‘via Sixtia’ te vinden, maar misschien wordt er gewoon de onderhavige route mee bedoeld, die vanaf Aquae Sextiae (Aix-en-Provence) kwam. De weg steekt hier de Verdon over en loopt naar Gréoux-les-Bains. De naam van die plaats doet al vermoeden dat de Romeinen hier gebruik maakten van warme baden. Tegenwoordig is het een belangrijke badplaats. Vijf kilometer verderop volgt St.-Martin-de-Brômes, een Oppidum celto-ligure, waar Gallo-Romeinse graven en andere sporen uit de oudheid zijn gevonden. De weg gaat verder door Allemagne-en-Provence naar Riez (Reis Apollinaris), waar de toeristenkaart Vestiges Romains aangeeft die les Colonnes worden genoemd. Dit slaat op een rij van vier zuilen die misschien bij een tempel van Apollo* hoorden. De stad werd bewoond door de Reii en werd Apollinaris Reii genoemd, of Colonia Julia Augusta Apollinaris Reiorum. Er zijn o.a. graven gevonden en de resten van thermen. Er is een klein archeologisch museum dat tussen half juni en half september soms open is.
Na Riez wordt weg D11 naar het zuidoosten genomen en waar die een rechte hoek naar het zuidwesten maakt gaat de route verder over weg D111 naar Ste.-Croix-de-Verdon. Hier moet de moderne reiziger met een bootje naar Bauduen aan de overkant, of de flinke omweg maken rond de westzijde van het meer. Vanuit Bauduen voert de route over weg D71 en daarna over weg D49 naar het zuidoosten. Het vervolg van de route naar Draguignan is niet gemakkelijk te vinden. Er zijn meerdere dorpen die aanspraak maken op een grote Romeinse route en die daarbij schermen met mijlpalen en met de benamingen Via Julia en voie aurélienne. Waarschijnlijk bedoelt men de Via Julia Augusta, die van Vado Ligure (bij Savona) naar Arles liep. Deze weg wordt ook wel geacht de kortste verbinding tussen Frejus en Aix-en-Provence geweest te zijn, dus zoals beschreven bij de route MuAi. Maar ook de naam voie aurélienne of Via Aurelia wordt op andere routes gebruikt. We gaan er maar van uit dat ze op de onderhavige route geen enkele bewijskracht hebben en door de diverse auteurs slechts zijn gebruikt om bepaalde aanspraken kracht bij te zetten. De route liep waarschijnlijk over weg D49 naar Ampus, ondanks de vermelding van Romeinse resten en mijlpalen bij Aups, dat hemelsbreed ongeveer vier kilometer ten zuiden van de weg ligt. Ook bij Villecroze ten zuidoosten van Aups vermeldt men naast sporen uit de Romeinse tijd ook de passage van de Via Julia. Bij het nabij- en ten noordoosten van Villecroze gelegen Tourtour gebruikt men de naam voi aurélienne.
Op weg D49 komt de reiziger al spoedig door Vérignon, dat zich ook beroemt op de passage van de voie aurélienne en op vier mijlpalen. Eerlijkheidshalve wordt er bij verteld dat daar maar twee van die palen op de oorspronkelijke plaats staan. De volgende plaats langs weg D49 is Ampus, dat hier gelijkgesteld is aan de halte Anteis (Anteis). De gidsen van Thiollier-Alexandrowicz en Bruijnesteijn van Coppenraet stellen Anteae gelijk aan Draguignan, hetgeen gezien de opgegeven afstanden een vreemde keuze lijkt, want Draguignan en Ampus liggen drie mijlen uit elkaar. Na Ampus loopt de route over weg D49 naar Draguignan, waar overblijfselen uit de Romeinse tijd en een mijlpaal (fragment) zijn aangetroffen. Ten westen van Draguignan zijn bij Flayosc een Romeinse woning en een grafveld gevonden. Het ten zuidwesten van Flayosc gelegen Lorgues vermeldt weer de Ancienne voie Julia. Bij het ten noordoosten van Draguignan gelegen Figanères wordt ook de passage van de Via Julia Augusta vermeld. Na Draguignan gaat de route over weg N555 naar Trans-de-Provence, waar naast Romeins materiaal ook een mijlpaal is en waarbij de voie aurélienne weer wordt genoemd. Misschien werd vanaf hier weg D47 naar la Motte gevolgd (site gallo-romain) en vervolgens over weg D54 het laatste stukje van deze route naar le Muy (Forum Voconi).