IGN Carte topographique TOP 100: | 01 Abbeville / Calais |
03 Rouen / Abbeville |
× 2,22 | km | ||
Gesogiaco | Bonen (Boulogne-sur-Mer) | ||
a. Lintomagi | Brimeux | xiiii | 31 |
b. Adlullia (Pontibus) | Ponches-Estruval | vii | 16 |
c. Duroico Regum | Domqueur | xi | 24 |
Sammarobriua | Amiens | xiiii | 31 |
Hoe de route tussen Boulogne (Gesoriacum) en Estrée verliep is onduidelijk en daarom is hier aangenomen dat de weg N1 werd gevolgd. Behalve bij Hesdin-l’Abbé worden er op het eerste deel van de weg nergens sporen uit de oudheid vermeldt. Dat is heel vreemd, want Boulogne zou een belangrijke havenplaats geweest zijn. Bij Samer buigt de weg naar het zuiden. Misschien liep de route verder over deze weg tot aan de oostwaartse afslag naar Recques-sur-Course (ten noorden van Montreuil). Vanuit Recques-sur-Course liep ze dan even over weg D127 langs de Course om bij Estréelles over te steken naar Estrée, waar werkelijk sporen van de Romeinse weg gevonden schijnen te zijn. Vanaf Estrée werd dan het pad zuidoostwaarts naar Marles-sur-Canche gevolgd.
Misschien was er vanaf Boulogne ook wel een route die eerst zuidwaarts liep, via Nesles (Gallo-Romeinse graven), aan de noordoostkant van Neufchâtel-Hardelot, en Dannes (sporen van Gallo-Romeinse aanwezigheid) naar Étaples, dat in de oudheid al als havenplaats gebruikt zal zijn. Er zijn in ieder geval sporen van gebouwen en graven uit die tijd gevonden en ook keramiek en munten. Langs de weg van Étaples naar Marles-sur-Canche was langs de rivier ook bewoning, getuige sporen daarvan bij Attin en la Calotterie ten zuidwesten van Attin. Bij Marles-sur-Canche eindigde ook de weg vanuit Terwaan, die ten noordoosten van Marles-sur-Canche, maar nog ten noordwesten van St.-Dennoeux op de toeristenkaart te zien is als een dunne zwarte lijn met de tekst Chaussée Brunehaut.
Bij Marles-sur-Canche wordt de rivier overgestoken naar Brimeux (Lintomagus?), dat ook vestiges gallo-romains heeft. Daar begint een naar het zuidoosten lopende Chaussée Brunehaut (D129) die via St.-Rémy-au-Bois naar Douriez aan de Authie voert (het laatste stukje over weg D137). Het riviertje wordt ca. twee kilometer stroomopwaarts gevolgd over weg D119 en daarna kan worden overgestoken naar Ponches-Estruval (Ad Lullia?), dat onder de namen Adlullia en Pontibus in de bronnen is terechtgekomen. Van Ponches-Estruval zelf zijn blijkbaar geen sporen uit de oudheid bekend. Wel van het iets verder gelegen Dompierre-sur-Authie, waarbij een villa en een heiligdom (fanum) worden genoemd. Ponches-Estruval ligt halverwege de reis van Bonen (Boulogne) naar Amiens, die vanaf hier geheel over een Chaussée Brunehaut (D108 en later D12) loopt. Pas op, verwar de weg op de toeristenkaart niet met de hoogspanningsleiding die er evenwijdig aan loopt. Rond het eerste deel van deze weg is niet veel Romeins te beleven. Pas na dertien kilometer, bij Noyelles-en-Chaussée, worden grondsporen van gebouwen uit de oudheid genoemd en de eerste villa lag bij het iets verderop gelegen Yvrench.
Na de kruising met weg D941 blijkt hoe nuttig het is om zo nu en dan een nieuwere versie van een kaart te kopen. De zwarte spoorlijn op de kaart uit 1993 is op het exemplaar van 2004 veranderd in een rode piste cyclable (fietspad). Iets verderop ligt aan de oostzijde van de weg Cramont met sporen van een Gallo-Romeinse villa. Aan de westkant gaat weg D925 via Coulonvillers (villa) en St.-Riquier (grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen) naar Abbeville, dat een grafveld uit de late keizertijd heeft. Abbeville ligt aan de Somme, die in de Romeinse tijd van daar tot aan Amiens populair was als woongebied. Verderop meer daar over. Eerst gaan we verder over weg D108 naar Domqueur (Duroicoregum).
Quid.fr vermeldt hier een Romeinse brug, maar op de toeristenkaart is niet te zien waar die toe zou moeten dienen. Sporen uit de oudheid zijn wel twee kilometer verder aan de westkant van de weg gevonden bij Gorenflos (grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen), verderop aan de oostzijde van de route bij Domart-en-Pontieu en tenslotte op de route zelf bij Saint-Ouen aan de Nièvre. Domart heet naar la Domart, een beekje dat niet ver van St.-Ouen in de Nièvre valt. Na St.-Ouen gaat de route verder over de Chaussée Brunehaut die door het Forêt de Vignacourt loopt en bij St.-Vaast-en-Chaussée uitkomt op weg D12. Over deze weg wordt verder gereisd naar het centrum van Amiens (Samarobriva).
Weliswaar valt er op de weg van St.-Ouen naar Amiens niet veel Romeins of Gallo-Romeins te vermelden, maar ten zuiden van die weg, langs de Somme, des te meer. Terugwerkend langs weg D191 in de richting van Abbeville moet eerst St.-Sauveur worden genoemd, (dan het Parc Archéologique de Samara), en het Camp de César bij la Chaussée-Tirancourt, dat in feite een oppidum was waar Gallische bijlen, Gallo-Romeins aardewerk en wapens zijn gevonden. Vervolgens, aan de overzijde van de rivier, Picquigny, met sporen van een Romeinse weg en een omwalling. Terug naar de noordzijde van de Somme waar bij Belloy-sur-Somme talrijke grondsporen van gebouwen en ook grachten uit de oudheid zijn aangetroffen, en een kilometer of vijf verder tegenover Bourdon sporen uit de oudheid bij Hangest-sur-Somme.
De volgende plaats, aan de Nièvre, is Flixecourt, waar grachten en een heiligdom worden vermeld. Wie van Flixecout naar St.-Ouen gaat (zie boven) komt langs Bettencourt-St.-Ouen waar ook antieke resten zijn gevonden. Na het oversteken van de Nièvre wordt weer de Somme gevolgd en komt men in l’Étoile, waar alweer een oppidum, dat talrijke vondsten heeft opgeleverd, de naam Camp de César heeft gekregen. Richting Abbeville, over weg D112, volgt dan Long (grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen) en ten noordoosten daarvan Villers-sous-Ailly, met sporen van twee Gallo-Romeinse villa’s. Weer aan de Somme volgt nu Pont-Remy met ook een villa en ten noorden daarvan Bellancourt met een grote Gallo-Romeinse villa en talrijke grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen. Tenslotte, al vlak bij Abbeville, Epagne-Epagnette met funderingen, grachten en aardewerk.