(Camaracum) Kamerijk is waarschijnlijk kort na de komst van de Romeinen ontstaan. Er zijn grondsporen van een tempel voor Jupiter gevonden.
(Lugdunum) In- en om Katwijk worden regelmatig sporen uit de Romeinse tijd gevonden, maar het belangrijkste is toch wel de z.g. Brittenburg, waarvan de locatie helaas niet meer precies bekend is. Vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw tot in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn de resten van de Brittenburg regelmatig gesignaleerd en er zijn in die resten en in de omgeving ervan overblijfselen uit de Romeinse tijd geborgen (inscripties, munten, dakpannen, aardewerk). De meeste helaas in een tijd dat de wetenschappelijke archeologie nog niet bestond, dus er is veel verspreid geraakt of verloren gegaan. Bij een zoekactie met duikers in 1960 zijn de muren van de Brittenburg niet meer teruggevonden. Voor het laatst werden ze gezien in 1923. De plaats Lugdunum lag waarschijnlijk dicht bij de Brittenburg, in de omgeving van Katwijk of Katwijk aan Zee.
(Cambete) Er zijn sporen gevonden van een grote Romeinse villa, van een Romeinse brug en van een militaire kazerne, die bewoond werd door een deel van het 21e legioen. De Romeinse weg is aan de westzijde van Niffer (ten noorden van Kembs) gevonden. Verderop, bij Petit-Landau was in het ‘Spitelfeld’ een Romeins militair hospitaal.
(Colonia Claudia Ara Agrippinensium) Keulen is ontstaan als een nederzeting van de Ubii, die in 38 v.Chr. op die plaats waren neergezet door Marcus Vipsianus Agrippa (zie H3.3). De Romeinen noemden de stad dan ook Oppidum Ubiorum, de versterkte stad van de Ubiërs. De huidige naam van de stad is afgeleid van het woord Colonia (kolonie, volksplanting) en heeft ze te danken aan een inwoonster uit de eerste eeuw, die Agrippina heette en met keizer Claudius huwde. Op haar aandringen werd de stad verheven tot Romeinse stad, waardoor haar inwoners de status van Romeinse burgers kregen. Vanaf dat moment kreeg Oppidum Ubiorum de naam Colonia Claudia Ara Agrippinensium. Bewaard gebeleven zijn resten van de Romeinse stadsmuur en fundamenten van het praetorium (in dit geval het verblijf van de stadhouder). Rond de stad zijn nog betrekkelijk veel resten van de waterleding bewaard gebleven (zie bijvoorbeeld route DüTr).
(Harenatium) Hoewel het idee dat de Peutinger-kaart een kaart voor militaire doeleinden was op zich ook al geschiedenis zou moeten zijn, blijven archeologen de namen die op de kaart langs de Rijn worden opgesomd hardnekkig gelijkstellen aan de sporen van Romeinse legerkampen en fortificaties. Ongetwijfeld is er een verband tussen die fortificaties en de daarbij behorende burgerlijke nederzettingen, want dat zijn het die de kaart toont, maar het is niet terecht dat bijvoorbeeld de naam Harenatium gekoppeld wordt aan een “vermoedelijk” voormalig Romeins kamp bij Rindern. De naam hoort bij een burgerlijke nederzetting die, als de afstanden in de bronnen kloppen, zich toch dicht bij het centrum van Kleve bevonden moet hebben. Op de toeristenkaart is ten noorwesten van Kleve en ten zuiden van Rindern een Amphitheater aangegeven, maar dat is in de achttiende eeuw aangelegd, en heeft dus niets met de Romeinen te maken.
(Confluentes) Behalve fragmenten van de Romeinse versterking zijn er in Koblenz geen zichbare sporen meer uit de oudheid. Wel is er op een paar plekken in steen en brons informatie te vinden over de oude stad. In de Romeinse tijd had de stad twee houten bruggen: één over de Moezel, die onderdeel was van de grensweg langs de Rijn, en één naar de overkant van de Rijn. De laatstgenoemde was 350 – 370 meter lang en ca. 8,5 meter hoog. De eikenbomen waaruit de brug was geconstrueerd waren in het jaar 49 geveld. Men schat dat er 650 – 750 bomen voor nodig waren.