(Fanum Martis) In de regel stelt men Fanum Martis gelijk aan Corseuil, maar het is waarschijnlijker dat niet die plaats, maar de ongeveer één (Gallische) mijl vandaar gelegen tempel zelf is bedoeld. De afstanden in de Romeinse reisgidsen wijzen daar op. Waarschijnlijk hebben bezoekers aan de tempel wel een eventuele overnachting in de voorganger van Corseuil doorgebracht. Het meest in het oog springende overblijfsel van de tempel zijn een paar muren van een van oorsprong achthoekig bouwwerk, dat het belangrijkste deel van het ca. 200 bij 250 meter grote tempelterrein vormde. De naam Haut-Bécherel is afkomstig van de nabijgelegen boerderij uit de 16e eeuw, die inmiddels zelf ook tot ruïne vervallen is. Bij Corseul bevinden zich de resten van het Gallo-Romeinse oppidum van Monterfil en de vindplaats van Clos-Mulon (aan de Rue César Mulon).
(Tarvenna) Uit de Romeinse tijd zijn sporen gevonden van een steunmuur, van een wal uit de late keizertijd en van Gallo-Romeinse huizen.
(Atuaca) Stad van de Tungri langs de weg van Keulen naar Bavay. In het jaar 70 had ze veel te lijden van een grote brand die het gevolg was van de Batavenopstand. Ze werd in de tweede eeuw voorzien van een ringmuur, waarvan nog altijd delen zichtbaar zijn. In de omgeving van de stad zijn veel sporen van villa’s en graven aangetroffen.
(Tullum) Stad van de Leuci. Er zijn resten van een omwalling uit de 3e eeuw gevonden.
(Tolosa) Toulouse ligt aan de Garonne. De stad en de omringende streek werden van oorsprong bewoond door de Volcae Tectosages. Toen de Cimbri en Teutones Gallia binnen vielen sloten de Volcae Tectosages zich bij hen aan. Als straf daarvoor werd Toulouse in 106 v.Chr. geplunderd door Servilius Caepio en bij het Romeinse rijk gevoegd. Tijdens de veroveringstocht van Julius Caesar kwam Toulouse bij de provincie Aquitania. Toulouse heeft resten van de omwalling uit de 3e eeuw, het aquaduct van Guilhémery, de thermen van S.-Michel-du-Touch en Lardenne, sporen van villa’s bij Montlong en Pouset, sporen van het Gallo-Romeinse amfitheater van Blagnac, Gallo-Romeinse vindplaatsen van Rangueil, van de voorde van Bazacle en van Mirail. (N.B. al deze resten liggen ten westen en zuiden van het centrum van Toulouse verspreid over een betrekkelijk groot gebied).
(Caesarodunum) De door St.-Martin beroemde stad (hij was bisschop aldaar) staat vanaf de eerste eeuw bekend onder de naam Caesarodunum (omheinde sterkte van Caesar, de toevoeging -dunum is Gallisch). In de buurt van de kathedraal zijn nog sporen uit de oudheid zichtbaar. De inwoners noemden zich Turones en het werd sinds de derde eeuw gekerstend. sporen uit de oudheid zijn: delen van de ommuring uit de vierde eeuw, Romeinse muren en kelders, sporen van een cirkelvormig monument, van wegen en van een amfitheater.
(Augusta Treverorum) Een stad die volgens het fiche van Wikipedia kort voor het begin van de jaartelling in het land van de Treveren werd gesticht. Deze bewering mag betwijfeld worden. De Treveren spelen al een belangrijke rol in Caesars verslag van de Gallische oorlog en het is waarschijnlijker dat het volk naar de stad werd genoemd in plaats van andersom. Zo zijn de Groningers naar de stad Groningen genoemd, en het is niet zo dat Groningen later gebouwd werd op het grondgebied van de Groningers. Zie hierover hoofdstuk H8. De toevoeging ‘Augusta’ is natuurlijk wel van de Romeinen afkomstig en is een erenaam, verwijzend naar de eerste Romeinse keizer Octavianus, die zich augustus (= ‘de verhevene’) liet noemen. Bekend zijn de Porta Nigra, de Romeinse brug, de Barbarathermen, de Kaiserthermen, het Amfitheater en de Aula Palatina. Wie naar Trier gaat mag ook het Rheinisches Landesmuseum niet missen.
(Augustobona) De inwoners noemden zich Tricasses. Ten tijde van Augustus werd de stad Augustobona genoemd. Ze wordt vaak in verband gebracht met de weg van Agrippa, maar ze lag niet aan de hoofdroute daarvan, maar aan een zijtak die naar Reims leidde. Op enig moment werd de stad van een bolwerk voorzien. In de derde eeuw herkreeg ze haar oude naam Tricassium. In de vierde eeuw, tijdens de Germaanse invasies, brandde de stad af. In de vijfde eeuw dreigde ze door de Hunnen verwoest te worden, maar bisschop St. Loup wist dat te voorkomen door zichzelf als gijzelaar aan te bieden. Uit de Romeinse tijd zijn allerlei voorwerpen, sporen van wegen en een aquaduct overgebleven.