bronnen en problemen
vak D1

TrNe: Trier – Neumagen

Kompass Wander- und Radkarte 1:50.000 834 Mosel, Region Trier
of
ADAC-ProfiAtlas Deutschland 1:100.000 Seite 356

plaats van route TrNe

Gm km
Avgusta Tresvirorum Trier
Nouiomagus Neumagen xiii 33

Samen met route NeBi vormt deze route de z.g. “Ausoniusweg”, naar de dichter Ausonius uit Bordeaux, die in de vierde eeuw leefde. Ausonius schreef een gedicht over de Moezel waarin hij zijn reis van Bingen naar Trier aanstipte. Tegenwoordig bestaat er een beschreven wandelroute van Bingen naar Trier, die weliswaar naar Ausonius is genoemd, maar in ieder geval niet het hier beschreven traject tussen Trier en Neumagen volgt. Wandelaars willen bos en hei zien, en geen autowegen. Helaas zal de wandelaar die de onderhavige route gaat volgen veel uitlaatgassen moeten opsnuiven.

Vanuit het centrum van Trier (Augusta Treverorum) wordt de stad in noordoostelijke richting verlaten door de bekende Porta Nigra en wordt de weg langs de Moezel gevolgd. Dat de route naar Neumagen langs de oever van de rivier liep en slechts bij Kenn en Detzem een paar bescheiden “doorsteken” kende wordt bewezen door de gevonden resten van de Romeinse weg. Na een kilometer of vijf kruist de weg de Ruwer, door Ausonius de Erubris genoemd, bekend om zijn marmer. De oevers van de Ruwer waren een geliefde vestigingsplaats, zoals wordt aangetoond door de Romeinse resten bij Mertesdorf (resten van een zaagmolen voor het zagen van marmer), Kasel (bewoningssporen, graven), Waldrach (waterleiding naar Trier), Morscheid (villa’s) en Korlingen. Na het oversteken van de Ruwer loopt de route door Kenn (resten van bouwwerken, mozaïeken, bronnen, graven) waar bij bouwwerkzaamheden de oude Romeinse weg is teruggevonden. Dat is ook het geval bij het volgende plaatsje, Longuich.

Op de toeristenkaart staat er een Römische Villa aangegeven. Even verderop mondt de Feller Bach uit in de Moezel. Ook in het dal van de Feller Bach en de daarbij behorende beekjes zijn resten uit de Romeinse tijd gevonden, o.a. bij Fell en Thomm. Dan loopt de weg door Riol, dat onder de naam Rigodulum een rol speelt in de door Tacitus (Historiae IV,72) beschreven Batavenopstand. Ook hier sporen van de Romeinse weg. Die loopt verder door het zuidoostelijke deel van Mehring, dat Neumehring (naam niet op de kaart) wordt genoemd (sporen van een zeer grote Romeinse villa), langs de oever onder de Mehringer Brücke door en buigt dan met de rivier mee naar het noorden.

De naam van het plaatsje Detzem is een afgesleten vorm van Ad Decimum (lapidem) = “bij de tiende mijlsteen”, gerekend vanaf Trier. Men heeft er een namaakmijlsteen neergezet. De route gaat nu even niet verder langs de oever van de Moezel door Thörnich en Köwerich (Romeinse waterleiding), maar loopt met een boog naar Leiwen (villa’s). Dan opnieuw langs de rivier met een bocht naar het noorden. Ten zuiden van deze bocht stroomt de Kleine Dhron. In de omgeving daarvan hebben de Romeinen sporen nagelaten bij Heidenburg (gemetselde grafheuvels), Büdlich (bakstenen en puin), Breit (sporen van een Romeinse weg), Naurath (funderingen, bakstenen) en Bescheid (grafheuvels). Meer naar het oosten toe stroomt de Dhron, die door Ausonius Drahonum werd genoemd. Sporen van bewoning in de Romeinse tijd bij Horath en ten zuiden daarvan bij Gräfendhron en Berglicht kunnen misschien nog bij de onderhavige route gerekend worden. Die loopt verder noordwaarts langs de Moezel en eindigt in het centrum van Neumagen (Noviomagus).