Wander- und Freizeitkarte GeOMap 1:50.000 | - Nationalpark Eifel: Rureifel, Hohes Venn |
- Vulkaneifel, Schneifel | |
- Südeifel | |
of | |
ADAC-ProfiAtlas Deutschland 1:100.000 | Seite 289, 313, 314, 335, 355 |
Gm | km | ||
Belgica | Düttling | ||
a. Marcomagus | Marmagen | vii | 18 |
b. Icorigium | Jünckerath | vii | 18 |
c. Ausava | Wallersheim | vii | 18 |
d. Beda | Bitburg | xii | 30 |
Augusta Tresvirorum | Trier | xi | 28 |
Vanuit Düttling (Belgica) voert de route naar het zuidoosten. Op de hier gebruikte toeristenkaart is de weg aangegeven met een dikke groene lijn, want hij ligt op de fietsroute D4/D7. Aan de oostzijde van de weg ligt Bleibuir, waar Romeinse muurresten en stukken van water- en warmteleidingen zijn gevonden. Mogelijk werd er in de Romeinse tijd al lood en ijzererts gewonnen. In ieder geval heeft de plaats geen Gallische naam meer, want het woord “Blei” komt uit het Duits en aanverwante talen. Het is verwant aan het woord “blauw” en geeft de kleur van het metaal aan (denk aan “blauwe bonen” als benaming voor loden kogels). Het Nederlandse woord ervoor is verwant aan het Gallische “loudo” (“van lood”). De vreemde slinger in het fietspad bij Bleibuir werd door de Romeinen natuurlijk niet gevolgd. Die was er in hun tijd nog niet. Ze staken de kronkel gewoon af en liepen door naar Voißel, waar ze het fietspad helemaal verlieten en over weg K27 en L105 naar Kall liepen. Kall is een driesprong waar de wegen uit Gemünd (en dus uit de richting van Reims), Keulen en Trier samen komen. Het plaatsje ligt aan de grote Romeinse waterleiding van Keulen, die het water uit de Urft naar de stad bracht. Op de toeristenkaart zijn de aanduidingen ervan (Römische wasserleitung, Römischer Aquadukt) naar het noordoosten goed te volgen.
De route liep verder zuidwaarts langs de Urft over weg L204, door Sötenich, waar de in het deel “bronnen en problemen” besproken mijlpaal gestaan moet hebben (A COLONIA AGRIPPINENSIVM MILIA PASSVVM XXXIX = naar Keulen 58 km) en stak daarna de Urft over bij het dorp Urft. Ten oosten van Urft ligt de Römische Brunnenstube “Grüner Pütz”, die als het begin van de waterleiding naar Keulen wordt beschouwd. Vanaf hier werden dagelijks 20.000.000 liter water door een leiding van 95 km lengte naar Keulen getransporteerd. De route blijft echter weg L204 volgen tot in Marmagen (Marcomagus). Op de toeristenkaart is te zien dat er ten oosten en noordoosten van Marmagen allerlei Romeins te beleven is. Ten oosten van Marmagen en ten zuidwesten van Nettersheim is er het Gallo-römischer Tempelbezirk “Görresburg” en de Römische Werkplatz “Steinrütsch”, ten noordoosten van Nettersheim en ten zuiden van Zingsheim een Römische Tempel en aan de noordkant van Zingsheim een Römerstraße. Ten oosten van Zingsheim, vlak bij Roderath, is een Römisches Gutshof (Villa Rustica) en ten noorden daarvan, bij Pesch, weer een Römische Tempel.
Na Marmagen gaat de route verder over weg L204 door Schmidtheim en tot aan Bundesstraße 51 (E29). In het ten zuiden van Schmidtheim liggende Dahlem zijn scherven van Romeins aardewerk en dakpannen gevonden en in de kerk is Romeins bouwmateriaal verwerkt. In Duitsland noemt men zulke bouwelementen “Spolien”, afgeleid van het Latijnse spolium = roofgoed, buit, meervoud spolia; (eigenlijk afkomstig uit het Romaans, zie tekst H8.3; Italiaans spoglie = oorlogsbuit). Volgens de volksoverlevering is de kerk op de plek van een heidense tempel gebouwd en er zijn inderdaad in de omgeving muurresten van Romeinse herkomst gevonden. De route kruist Bundesstraße 51 en gaat aan de andere kant het bos in over een op de toeristenkaart aangegeven Römerstraße. Die loopt tot aan de fietsroute R28 ten westen van Waldorf. Een logische voortzetting van de weg lijkt nu K69 (en na Feusdorf K72) over Esch, Feusdorf en Birgel en de Romeinse aanwezigheid is in Esch en Birgel dan ook in ruime mate aangetoond. Maar in de oudheid was het blijkbaar de gewoonte om via Jünkerath te reizen. De kortste weg daarheen gaat vanaf het punt waar de Romeinse weg op fietsroute R28 is uitgekomen over een pad zuidwaarts naar Glaadt aan de Kyll. Vandaar wordt weg K70 gevolgd langs de Kyll naar Jünckerath (Icorigium). In de oudheid lag de plaats ca. 300 meter ten zuidoosten van het station en ongeveer op de huidige spoorbaan.
In Esch, ten noordoosten van Jünckerath, zijn op meerdere plaatsen sporen van bewoning uit de Romeinse tijd gevonden. Hetzelfde geldt voor Birgel, waar een in 1851 gebouwd huis zelfs voor tweederde uit hergebruikt Romeins materiaal gemaakt kon worden. Bij het leggen van de fundamenten vond men een hypocaustum*, een waterleiding, een bakoven en een badkamer. Ook een kleine pannenbakkerij met de benodigde grondstoffen. Verder nog een aambeeld en de steen van een handmolen. Voorts zijn er in Birgel nog resten van een landhuis, van een villa, en van Romeinse brandgraven aangetroffen. De route zal vanuit Jünckerath over weg K54 zuidwaarts naar Lissendorf (grafvondsten, brandgraf, signaalpost op de Burgberg) gelopen hebben en zijn uitgekomen op de weg (L25) van Birgel naar Steffeln (Romeinse villa, tufwinning). De route liep echter waarschijnlijk niet over Steffeln. Hoe dan wel is heel onzeker.
De eerstvolgende plaats waar iets Romeins te beleven valt is Büdesheim (hemelsbreed ca. 8 km ten zuiden van Steffeln) en de route liep daar misschien ongeveer op de volgende manier naar toe: vanaf Lissendorf over L25 tot aan de Mühlenbach, na de Mühlenbach over K51 naar Auel en vandaar over een pad zuidwaarts dat een kleine kilometer ten noorden van Scheuern uitkomt op weg L10. Dan verder over weg L10 naar Büdesheim (Romeinse villa, brandgraven, grafveld, Romeins muurwerk). Nu weg L10 blijven volgen naar Wallersheim (Ausava). De Gallische naam heeft misschien te maken met het woord auson = goud. De belangrijkste vondst bij Wallersheim is een groot Romeins brandgrafveld. Een aantal vondsten daarvan zijn door het Provinzial Museum Trier gekocht. Ten noorden van Wallersheim zijn ook brandgraven gevonden en een enorme hoop Romeins bouwafval (dakpannen en zandsteen dat niet uit de omgeving afkomstig is), aardewerkscherven en metalen voorwerpen.
Ook na Wallersheim blijft de route over weg L10 lopen naar Hersdorf. Bij Nieder Hersdorf worden brandgraven, dakpannen en scherven van aardewerk vermeld. Bij Ober Hersdorf munten en de sporen van een Romeins gebouw van ca. 10 × 20 meter. Dan volgt Seiwerath waar sporen van Romeinse bewoning zijn gevonden en waar een mijlpaal heeft gestaan die de afstand naar Trier aangaf (AUGVSTA TREVERORVM LEVGAS XX). Deze mijlpaal is later zuidelijker, bij Neustraßbourg, teruggevonden. Van oorsprong stond hij aan het begin van weg L32, zodat de argeloze reiziger niet zou doorlopen naar Wetteldorf en Schönecken. Vanaf hier zijn er na Seiwerath nog een paar kronkels in de weg, maar daarna zal toch een rechtere lijn zuidwaarts gaan overheersen. Op de toeristenkaart is met blauwe stippels aangegeven dat het een Touristenstraße is en na de kruising bij Neustraßbourg staat aan de oostkant van de weg dat het de Ferienstraße Südeifel betreft. Daaronder, nog wat meer naar het oosten, ligt Neidenbach, waarbij brandgraven zijn gevonden en de sporen van een tempel en een landhuis. In 1875 werd ten westen van Neidenbach, aan de weg, een steen gevonden met het opschrift FINIS PAGI CARUCUM (grens van het dorp Carucum), zodat we mogen vermoeden dat Neidenbach niet altijd Neidenbach heeft geheten.
Verder naar het zuiden ligt aan de westkant van de weg Sefferweich, waarvan de bewoners uit de oudheid ook wel gericht waren op de Nims die ten westen van het dorp stroomt. Aan die kant zijn brandgraven en muurresten gevonden. Er zijn ten zuidoosten van Sefferweich trouwens ook Romeinse muurresten gevonden. Aan de andere kant van de Nims liggen Schleid en Bickendorf. Ook in dat gebied zijn ook sporen van Romeinse aanwezigheid aangetroffen (dakpannen, aardewerk, ijzerslakken).
Ter hoogte van Bickendorf ligt rond de route een “klaverblad” waarmee men op- en van de autosnelweg kan komen. Om het zegenrijke autorijden te vergemakkelijken sluit hier Bundesstraße 51 op de autosnelweg aan, maar de Romeinen bleven voortgaan over de voorganger van weg L32. Ter hoogte van Nattenheim werden hier in de 19e eeuw twee Romeinse mijlpalen gevonden. Aan de andere kant van de weg, bij Fließem, is meer te beleven. Vroegromeinse grafvondsten die naar het museum in Trier zijn gegaan, maar waarvan die genaue Fundstelle helaas niet meer bekend is. Dat geldt ook voor een ander graf waaruit aardewerk te voorschijn is gekomen. Op de toeristenkaart staat bij Ortrang ten zuiden van Fließem een Romeinse villa, of althans de resten ervan, die blijkbaar een bezoek waard zijn. Op de begraafplaats van Fließem zijn muurresten en aardewerk uit de tweede eeuw gevonden. Weer aan de westzijde van de weg, aan de Nims, is Rittersdorf een rijke bron van vondsten uit de Romeinse tijd. Verschillende woonplaatsen, waaronder een villa met een hypocaustum, munten, aardewerk, stenen fundamenten en een kelder worden genoemd. Aan de oostkant van de weg zijn vondsten gedaan bij Matzen en Irsch (fundamenten, dakpannen, aardewerk). Dan komt de reiziger aan in Bitburg (Beda), waar nog delen van de Romeinse omwalling te bewonderen zijn.
Aan de oostkant van Bitburg, bij Mötsch, of eigenlijk ten zuidoosten van Mötsch, zijn muurfundamenten en aardewerk gevonden. Na Bitburg loopt de route verder over Bundesstraße 51. Direct ten zuiden van Bitburg, maar aan de westkant van de weg, was een Romeinse nederzetting bij Masholder (muurresten, dakpannen, keramiek, metalen voorwerpen, ijzerslakken). Ten zuiden van Masholder liggen Oberstedem en Niederstedem. Bij de laatstgenoemde zijn muurresten en een bestrating uit de Romeinse tijd aangetroffen. Aan de oostkant van de Bundesstraße zijn vondsten gedaan bij Scharfbillig (muren, aardewerk, pottenbakkerswerkplaatsen, munten, brandgraven) en Röhl (brandgraven, muurwerk, dakpannen, aardewerk, pottenbakkerswerkplaats). Het aantal vondsten neemt toe naarmate Trier dichterbij komt. Aan de westkant van de weg komen die vondsten voor bij Eßlingen (muurwerk, stuk basaltlava van een handmolen) en ten westen en zuidwesten van Eßlingen bij Wolsfeld (Tempel, munten, muurresten, ijzeren voorwerpen, grafveld) en Meckel (munten, keramiek, muurresten, villa met mozaïek en baden). Weer aan de oostkant van de Bundesstraße lagen Romeinse nederzettingen bij Trimport (bouwresten, brandgrafveld, bronzen vaten, aardewerk, ijzeren werktuigen en een glazen flesje), en zuidelijker bij Idenheim (Romeinse brandgraven, muurwerk, aardewerk, villa, zuilen, gebouw met kelder). Verwar Idenheim niet met het nog zuidelijker gelegen Idesheim (bouwresten, cementbrokken, stenen voor een hypocaustum, loden buizen, munten, ijzeren voorwerpen, ijzerslakken, muurfundamenten enz.). Ten zuidoosten van Idesheim zijn bij Ittel dakpannen, aardewerk en sporen van muren aangetroffen.
Voor de afwisseling maar weer even naar de westkant van de weg. Bij Gilzem is een kelder uit de oudheid gevonden. Verder worden nog de onvermijdelijke potscherven en munten genoemd en daarnaast muurstenen en dakpannen. Sporen van Romeinse gebouwen zijn ten zuidoosten van Gilzem aan de weg gevonden bij Helenenberg. Wellicht was hier een wisselplaats of herberg. Bij Eisenach ten westen van Helenenberg worden scherven van aardewerk en dakpannen genoemd, een stuk basaltlava, mogelijk van een maalsteen, metalen voorwerpen, stenen monumenten, diverse woonplaatsen en een waterleiding. Aan de oostkant van de weg, bij Welschbillig, zijn ook de gebruikelijke sporen, van potscherf tot villa, uit de grond gekomen. Bijzonder is echter de op de toeristenkaart aangegeven Hermen-anlage. Een Herme is een stenen zuil met een hoofd van de god Hermes er op.
Bij Welschbillig lag een buitengewoon luxueuze villa, in een Duitse tekst Monumentale Palastvilla mit Mosaiken und einem prächtigen Schwimmbassin genoemd. Er is wel verondersteld dat dit de zomerresidentie van de keizers Valentinianus en Gratianus (4e eeuw) was (doch zie route TrMe). Het mooie zwembad was omringd door Hermen. De huidige Hermen-anlage bij Welschbillig is een reconstructie en voor publiek toegankelijk. Ten zuidoosten van Welschbillig, bij Möhn, is een klein depot met ijzeren, loden en bronzen voorwerpen gevonden. Verder dakpannen, aardewerk, muurresten, munten, fragmenten van zuilen en een brandgrafveld. Zuidelijker, bij Newel is een stukje te zien van een Römischer Langmauer. De van oorsprong ca. 72 km. lange muur was de omheining van een keizerlijk (Valentinianus) domein. Op de toeristenkaart is te zien dat dit fragment aan de andere kant van de Bundesstraße ligt, ten oosten van Olk (muren, dakpannen, potscherven). Aan de oostkant van Newel, nog ten noordoosten van Butzweiler, staat op de toeristenkaart een Romeinse kopermijn aangegeven. Er heeft ook vanaf de oudheid tot in de eerste helft van 20e eeuw winning van bouwstenen plaatsgevonden. Misschien zijn delen van de bekende Porta Nigra in Trier uit de hier gelegen steengroeven gekomen. Ten zuidoosten van het Kupferbergwerk is weer de Langmauer aangegeven.
We zijn nu erg moe van alle potscherven en brandgraven, maar naderen het eindpunt. Ten zuidwesten van Butzweiler, bij Beßlich, is op vier plaatsen Romeins muurwerk gevonden. In de kerk, waarvan gezegd wordt dat die zich op de plek van een heidense tempel bevindt, zijn “Spolien” verwerkt. Bij Aach, ten zuidwesten van Beßlich is veel Romeins gevonden. Genoemd worden sporen van woonplaatsen, dakpannen scherven, muurwerk, munten, fragmenten van zuilen, handmolens van basaltlava, een leiding van aardewerkbuizen, fundamenten, een brandgrafveld, beschilderd pleisterwerk, mozaïekstenen. Ten zuidwesten van Aach, aan de andere kant van de Bundesstraße, rond Trierweiler, zijn vooral veel sporen van villa’s gevonden. Na het voorgaande zal het geen verrassing zijn dat ook daar veel muurresten en dakpannen zijn gevonden, alsmede onderdelen van een hypocaustum, wandschildering, waterleiding en een vloerbedekking van gekleurde marmerplaatjes. Voor het ten oosten van Trierweiler gelegen Sirzenich kan een dergelijke lijst opgesteld worden, maar er is toch nog een opmerkelijke vondst bij. In de 19e eeuw is ten zuidoosten van Sirzenich een pottenbakkersoven gevonden waarin zich nog gave keramiek bevond. Blijkbaar heeft de eigenaar niet meer de gelegenheid gehad om de oven leeg te halen. Dat zou er wel eens op kunnen wijzen dat de verwoesting van al die dorpen en villa’s zeer plotseling plaatsvond. Misschien moeten we ons voorstellen dat er in het begin van de 4e eeuw over de weg van Keulen naar Trier een golf van barbaren (Hunnen of Franken) stroomde, die alles wat ze onderweg tegenkwam met de grond gelijk maakte. Hoe dan ook, wij hebben de oever van de Moezel bereikt en steken de brug over naar Trier (Augusta Treverorum).