IGN carte topographique TOP 100: | 13 Brest / Quimper |
14 St.-Brieuc / Morlaix | |
15 Lorient / Vannes | |
24 Nantes / Châteaubriant |
Gm | km | ||
Gesocribate | le Conquet | ||
m. Embris | Brest | viiii | 23 |
a. Vorgium | Carhaix-Plouguer | xxxii | 80 |
b. Sulim | Castennec | xxiiii | 60 |
c. Dartoritum | Vannes | xx | 50 |
d. Duretie | Rieux | xxi | 53 |
Portunamnetu | Nantes | xxiii | 58 |
Vanaf de haven van le Conquet (Gesocribate) loopt de route over weg D789 naar het oosten. In Plougonvelin aan de zuidkant ervan zijn grondsporen van gebouwen uit de Gallo-Romeinse periode gevonden. Weg D789 moet waarschijnlijk op sommige plaatsen even verlaten worden omdat de route van oorsprong door een dorp liep, zoals bij Porsmilin (ten noordoosten van Plougonvelin) en ten zuidoosten van Plouzané bij la Trinité (talrijke sporen uit de Gallo-Romeinse periode).
De eerste halte op de route is Brest (Ebris). Brest lag in het gebied van de Osismii. De stad zelf ontstond aan het einde van de derde eeuw, toen de Romeinen er een versterking aanlegden. Dit castrum ontstond in dezelfde tijd als de omwallingen van Nantes, Vannes, Rennes en Aleth (bij St.-Malo), die stuk voor stuk uit delen van oudere bouwwerken zijn geconstrueerd, hetgeen wijst op een grote haast. Waarschijnlijk moesten deze versterkingen bescherming bieden tegen de invallen van benden Saksen en Friezen, die het land en onversterkte steden plunderden. Na Brest gaat de route verder over weg D712 door Guipavas (uitgestrekte Gallo-Romeinse nederzetting) naar Landerneau. Vandaar liepen wegen in verschillende richtingen. Noordwaarts over weg D29, zoals blijkt uit de sporen van bewoning in de oudheid bij Plouédern en Plounéventer. Naar het noordoosten liep de voorganger van D712 door la Roche-Maurice (Romeinse woonplaats) naar Landivisiau, waar ook sporen aangetroffen zijn van Gallo-Romeinse aanwezigheid, net zoals bij de plaatsjes St.-Servais ten westen van Landivisiau en Bodillis ten noordwesten ervan.
We gaan nu even terug naar Landerneau. De onderhavige route slaat daar af naar het zuidoosten, op de toeristenkaart langs het Hôp(ital), waarbij in de Michelin wegenatlas de naam Kermaria staat (er zijn wel vaker verschillen tussen de wegenatlas en de toeristenkaart). Bij le Queff komt deze weg uit op D764 naar Sizun (Gallo-Romeinse woonlaats) en Commana, waar een prehistorische grafsteen later diende als Romeinse mijlpaal en nu als wegkruis. Na Commana loopt de route nog ca. 1½ km over weg D764 en gaat daar waar die iets naar het noordoosten afbuigt over een kleinere weg naar D785. Die wordt slechts ca. 600 m gevolgd waarna opnieuw een kleinere weg wordt gekozen (onder Roc’h Trévézel) richting la Feuillée. Vanaf daar wordt opnieuw weg D764 gevolgd (op de toeristenkaart is niet duidelijk of de weg hier nummer D764 heeft of D36). Dit deel van de weg loopt nergens door een dorp van betekenis. Ten zuiden van Huelgoat en Locmaria-Berrien zitten er een paar bochten in maar er valt niets Romeins te vermelden tot aan het volgende station: Carhaix-Plouguer (Vorgium). Daar zijn veel sporen uit de oudheid blootgelegd, waaronder die van een aquaduct.
Carhaix wordt in zuidoostelijke richting verlaten over weg N2164. Het nummer staat niet op de toeristenkaart. Het is de weg die door le Moustoir en langs Lansalaün loopt. Na Lansalaün sluit hij aan op weg N164. Ten noorden van de weg ligt Maël-Carhaix, waarbij Quid.fr een stuk Romeinse weg en een mijlpaal noemt. De mijlpaal werd pas in 1874 ontdekt en staat dus misschien niet meer op zijn oorspronkelijke plaats. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de route niet over weg N164 liep, maar over D166, D49, D23 door Maël-Carhaix. In ieder geval wordt één van beide, hier dus nummer N164, gevolgd tot in Rostrenen en daar wordt weg D23 genomen die eerst naar het zuiden en later naar het zuidoosten loopt. De omgeving is arm aan getuigenissen uit de oudheid. Ten oosten van Rostrenen zijn bij Gouarec Romeinse munten gevonden. Op de route zelf, eerst heet de weg D23 en verderop D3, is Langoëlan de eerste plaats waarbij vestiges romains worden genoemd. Verder naar het oosten, bij Cléguérec, worden grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen en dakpannen genoemd en een aarden schans, maar of de laatstgenoemde ook uit de Gallo-Romeinse periode stamt wordt niet vermeld.
De route loopt verder over weg D3 naar Guémené-sur-Scorff, gaat vandaar een stukje over weg D782 en daarna zuidoostwaarts over weg D1 door Guern (Romeinse weg, mijlpaal, schansen) naar Castennec (Sulim), bij Bieuzy aan de Blavet. Dat zou de halte Sulim zijn. Er is veel Romeins gevonden en men veronderstelt dat er een tempel van Venus heeft gestaan. Ten westen van Bieuzy, bij Melrand, zijn ook sporen van een Romeinse weg gevonden en van een kamer met een hypocaustum*.
De route loopt vanaf Castennec verder over weg D1 door Plumeliau en Remungol (sporen van een Romeins kamp) naar Locminé en gaat vandaar zuidwaarts over weg D767. Gallo-Romeinse resten worden genoemd bij Moustoir-Ac, ten westen van de weg, en bij St.-Jean-de-Brévelay aan de oostkant, waarvan wordt gezegd dat er meerde Romeinse wegen doorheen lopen. Langs de weg zelf ligt Colpo, waarbij de voie romaine wordt genoemd, maar het is niet duidelijk of daarvan iets gevonden is of dat men gewoon veronderstelt dat deze plaats al in de oudheid bestond en dus langs de Romeinse weg lag. Tot aan Vannes (Darioritum) is er langs de weg nauwelijks iets Romeins te vinden. Bij Plescop, ten noordwesten van Vannes, wordt de passage van een Romeinse weg genoemd en bij St.-Avé, ten noordoosten ervan, ook Romeinse wegen en talrijke vondsten uit de Gallo-Romeinse periode. Vannes zelf moet in die periode een belangrijke plaats geweest zijn. Het heeft nog een stukje van de Romeinse muur en sporen van een theater, grondsporen van gebouwen, aardewerk, beeldhouwwerk, graven en munten.
Vanaf Vannes loopt de route aanvankelijk over weg D766a (het nummer staat op de toeristenkaart pas ten noordoosten van St.-Nolff langs de weg). Bij het klaverblad van weg N166, ten zuidoosten van St.-Nolff, wordt overgestapt op weg D775 in oostwaartse richting. Bij St.-Nolff worden vestiges gallo-romains genoemd en een Romeins kamp. Op het volgende stuk van de weg lijken de resten vooral aan de zuidkant te liggen, bij Treffléan (dakpannen, munten), Sulniac (vestiges en schansen), la Vraie-Croix (vestiges en grondsporen van Gallo-Romeinse gebouwen) en Questembert (bakstenen, aardewerk, munten). Waar de weg gekruist wordt door nummer 774 hebben de Romeinen aan de noordkant sporen achtergelaten bij Pluherlin (sporen van en tempel) en ten zuiden van de weg bij Limerzel (dakpannen). De trotse inwoners van Malensac noemen de passage de voie romaine zonder dat duidelijk is of die weg daar ook werkelijk aangetoond kan worden. Ten oosten van Malensac, bij St.-Jacut-les-Pins, zijn sporen gevonden van een Gallo-Romeinse villa. Ook bij Allaire (aan de weg zelf) zijn sporen van villa’s gevonden. Daar (bij Allaire) wordt weg D775 verlaten en wordt in zuidoostelijke richting de Ancienne voie romaine genomen naar Rieux (Duretie). Onderweg, bij Kermaria is de Romeinse weg werkelijk aangetoond en staat op de toeristenkaart het bekende symbool met het afgebroken pilaartje. Bij Rieux zijn talrijke vondsten uit de Gallo-Romeinse periode gedaan.
Daar wordt de Vilaine overgestoken en weg D35 gevolgd naar Fégréac (voie et vestiges). Vandaar loopt de route over weg D324 en komt uit op weg D164. Iets verderop en aan de oostkant van de weg ligt Plessé, waarbij ook weer de passage de voie romaine wordt vermeld zonder dat duidelijk is wat men daar mee wil zeggen. Onder de Forêt Domaniale du Gâvre buigt de weg wat meer naar het oosten en loopt langs la Chaussée naar Blain, dat volgens Quid.fr een kruispunt van maar liefst zeven Romeinse wegen is. Vanaf hier liep de weg in oostelijke richting verder, om 19 mijl verder bij St.-Géréon aan te sluiten op route NaAn (Nantes – Angers). De onderhavige route echter maakte nu een kwartslag naar het zuiden en gaat verder over weg D42 die even onder Blain begint. Op de kaart van Cassini staat deze weg ook ingetekend. De route loopt nu in enigszins in zuidoostelijke richting en kruist ten oosten van Fay-de-Bretagne (voie et pont romains) weg D16. Dan loopt hij door Notre-Dame-des-Landes naar la Paquelais. Mogelijk liep de route in de oudheid iets oostelijker, want bij la Guitonnais aan de oostkant van la Paquelais worden in Quid.fr traces de la voie romaine Nantes à Brest vermeld (fiche van Treillières). De route voert nu langs Orvault naar het centrum van Nantes (Portus Namnetum), dat nog resten heeft van de oude Gallo-Romeinse omwalling.
Het stuk van Blain naar St.-Géréon loopt verder over weg D164. Tussen Blain en Nort-sur-Erdre kruist de weg twee maal het Canal de Nantes à Brest, maar daar hadden de Romeinen natuurlijk geen last van. Na Nort-sur-Erdre zijn er rond de weg nog wat sporen uit de Romeinse tijd gevonden, zoals die van een Romeinse woning en aardewerk bij Petit-Mars te zuiden van de weg, en sporen van Romeinse wegen van een Romeinse brug in de gemeente Trans-sur-Erdre. Ten zuiden van Mouzeil staat la Maison Rouge op de kaart van Cassini.
Bij Couffé ten zuiden van de weg worden sporen van een Romeinse weg en présence romaine vermeld, en in de gemeente Mésanger aan de noordoostkant van de route een site gallo-romain en sporen van een Romeinse weg bij Montis, dat ten zuiden van Mésanger ligt. De route sluit bij St.-Géréon aan op de route van Nantes naar Angers. Het is niet duidelijk bij welke weg het in Quid.fr bij St.-Géréom genoemde tracé de voie romaine hoort.