H6: De routeplanners met afstanden

H6.1 Indeling

Het in 1929 door Otto Cuntz uitgeven Itineraria Antonini Augusti et Burdigalense bevat, zoals uit de titel blijkt, behalve het Routeboek van Antoninus ook de Pelgrimstocht van Bordeaux naar Jeruzalem (Itinerarium Burdigalense). Beide documenten beschrijven routes met behulp van plaatsnamen en afstanden en kunnen dus als gelijksoortig beschouwd worden. Er is echter een onderdeel van het Itinerarium Antonini waarin de opgegeven afstanden voor ons doel min of meer waardeloos zijn, ten eerste omdat ze niet langs wegen over land gemeten zijn en dus ook geen ‘route’ beschrijven, ten tweede omdat we niet weten hoe de daarin opgesomde havens bevaren zijn en hoe de afstanden zijn geschat. Het gaat hier om het Itinerarium Maritimum, een soort rondreis door de Middellandse Zee, waarvan voor Gallia trouwens alléén het stukje tussen Antibes en Arles interessant is. Niet dat de rest van de Franse kust oninteressant zou zijn, maar die ontbreekt gewoon. Omdat we met de afstanden in het Itinerarium Maritimum niets kunnen is het in deze gids bij de routeplanners zonder afstanden gerekend. De topografische bronnen die ons buiten de Peutinger-kaart nog meer zijn overgeleverd kunnen namelijk in drie groepen worden verdeeld:

1. De schriftelijk overgeleverde routeplanners met afstanden.
2. Routeplanners in metaal en steen (met afstanden).
3. De schriftelijk overgeleverde routeplanners zonder afstanden.

Groep 1 : De Peutinger-kaart en het Routeboek van Antoninus hebben zo veel overeenkomsten dat ze beslist samen in één groep thuishoren. De Peutinger-kaart verschilt in principe alleen van het Routeboek door het feit dat ze een tekening is. Ze kan echter ook beschreven worden overeenkomstig het Routeboek van Antoninus, en dat wordt in het onderdeel “Bronnen”* dan ook gedaan. De (gecorrigeerde) routes op de kaart zijn daar teruggebracht tot opsommingen van plaatsen en afstanden. De Pelgrimstocht van Bordeaux naar Jeruzalem verschilt weliswaar in een paar opzichten van de andere twee bronnen, maar is in opzet hetzelfde. Het Itinerarium Maritimum heeft wel afstanden, maar die scheppen eerder verwarring dan duidelijkheid. Om die reden hoort het in groep 3 thuis.

Groep 2 : Deze bronnen zijn sinds de oudheid nooit gekopieerd omdat ze in de bodem verborgen of verankerd waren. Dat wil echter niet zeggen dat ze foutloos zijn. De informatie die ze dragen, ook weer plaatsen en afstanden, zijn overgenomen van andere documenten, en dus even zo goed onderhevig geweest aan eventuele onoplettendheid van een kopiist. Een bijzonder geval zijn de mijlpalen, die slechts afstanden geven vanaf de plek waar ze staan tot aan één of enkele op de paal vermeldde plaatsen. Het woord ‘routeplanner’ is hier wat misplaatst, maar sommige van deze palen geven wel het soort informatie dat we wensen, namelijk de afstand tussen twee plaatsen, waarvan er in dit geval één de mijlpaal zelf is (of zou moeten zijn).

Groep 3 : De belangrijkste vertegenwoordigers van deze groep, de gegevens van de Anonymus van Ravenna en die van de al even onbekende Guido, stammen waarschijnlijk uit de vroege middeleeuwen, maar gaan wel terug op bronnen uit de oudheid. Ze bevatten alléén plaatsnamen, die helaas vaak ook nog verhaspeld zijn. De Kosmografie van de onbekende uit Ravenna mag in meer dan één opzicht ‘kosmografie’ genoemd worden. Ze bevat ook de beschrijving van een uiterst primitief geografisch en astronomisch wereldbeeld. De opsomming van de havens uit het Itinerarium Antonini (Itinerarium Maritimum) hoort in deze groep thuis, evenals een beschrijving van de Franse zuidkust door Pomponius Mela.

Wat de herkomst van deze bronnen is wordt hier niet uitgediept. Hun ouderdom, het eventueel voorkomen van diverse handschriften en hun onderlinge verwantschappen, hun voorgeschiedenis, betrouwbaarheid enz. enz, is werk voor specialisten. Voor de reiziger zijn dat soort dingen minder interessant. Zoals de bronnen zich aan ons voordoen spreken ze elkaar niet tegen en lijken allemaal een (min of meer) betrouwbare bijdrage te leveren aan het beeld van het land dat ooit Gallia werd genoemd.

Het begrip ‘Gallia’ is overigens ruimer dan het in deze gids gehanteerde. In de inleiding (H1.3) werd opgemerkt dat Julius Caesar het onder andere over Gallia Cisalpina en Gallia Transalpina had, maar op de betekenis van die termen is toen verder niet ingegaan. Wie les in Latijn heeft gehad hoeft daar ook geen uitleg bij en kan verder gaan naar tekst H6.2. Voor degenen die de termen niet kennen is het wellicht nuttig om te weten dat het onderscheid tussen cisalpina en transalpina voor de Romeinen de eerste en belangrijkste verdeling van Gallia was. Want van oorsprong woonden de Galliërs vanuit Rome gezien niet alleen aan de overkant van de Alpen (transalpina) maar ook in Italië zelf, dus vanuit Rome gezien aan deze kant van de Alpen (cisalpina).

Gallia cisalpina

Afbeelding H6.1.1. Ze waren in de vierde eeuw v.Chr. min of meer buren van de Romeinen en woonden ten noorden van de Umbriërs en ten oosten van de Etrusken. Hun gebied strekte zich aan de oostkant van het schiereiland uit langs de Adriatische Zee tot voorbij Ancona1. In 387 v.Chr. raakte Rome betrokken bij een conflict tussen Galliërs en Etrusken. De Galliërs overvielen de stad, plunderden haar en vertrokken pas nadat de inwoners een enorm losgeld hadden opgebracht. Over deze schok raakten de Romeinen nooit meer helemaal heen en het heeft misschien een belangrijke impuls gegeven aan hun expansiedrang. Ze zouden in ieder geval niet rusten voordat alle Galliërs ter wereld onderworpen waren. In 225 v.Chr. was Gallia Cispadana, dat wil zeggen Gallia aan deze kant van de Po (vanuit Rome gezien) onderworpen en rond 190 v.Chr. had Rome het ook voor het zeggen in Gallia Transpadana: Gallia aan de overkant van de Po (tot aan de Alpen). Dit Gallia werd wel Gallia citerior (citra = deze zijde) of Gallia Cisalpina genoemd: Gallia aan deze kant van de Alpen. In tegenstelling tot Gallia ulterior (ultra = gene zijde) of Gallia Transalpina aan de overkant van het gebergte.

Aan het eind van de tweede eeuw v.Chr. begon men met de verovering van dat gebied en ontstond de Provincia Romana = Gallia Narbonensis. Daarna werd ook wel onderscheid gemaakt tussen Gallia togata (Gallia met de toga = Gallia Cisalpina) en Gallia braccata (Gallia met de broek = Gallia Provincia). De Alpen waren niet alleen een waterscheiding, maar blijkbaar ook een “kledingscheiding”. De rest van Gallia Transalpina werd toen Gallia comata genoemd: het harige Gallia. Blijkbaar werd daar minder geknipt en geschoren dan de Romeinen gewend waren2. De verovering van het harige Gallia werd kort voor het midden van de eerste eeuw v.Chr. gedaan door Julius Caesar. Het zijn de wegen in Gallia Transalpina waarover deze gids gaat. Het Italiaanse Gallia (Gallia Cisalpina) wordt buiten beschouwing gelaten. Om verwarring te voorkomen heeft Vincent Hunink in zijn vertaling van Caesars verslag een simpel onderscheid gemaakt. Alles wat Gallia heet en aan de Romeinse zijde van de Alpen ligt noemt hij gewoon ‘Noord-Italië’ en alles wat aan de andere kant ligt ‘Gallia’. Het is dit Gallia waar het hier over gaat. De wijze waarop ook dat weer in vieren was verdeeld is in de inleiding (H1.3) al ter sprake geweest.

H6.2 Het Routeboek van Antoninus

De afbeeldingen H6.2.1 en H6.2.2, waarop de routes in het Gallische deel van het Reisboek van Antoninus op topografische kaartjes zijn weergegeven, zijn vanwege hun omvang als bijlagen opgenomen: noordelijke routes* en zuidelijke routes*.

Op de afbeeldingen H6.2.1. (noordelijke routes) en H6.2.2. (zuidelijke routes) zijn de routes van het Routeboek van Antoninus ingetekend. Plaatsen die met een open cirkeltje zijn aangegeven komen niet in het Routeboek voor, maar wel in andere bronnen. Een groot cirkeltje of dikke stip betekent een knooppunt. Sommige knooppunten, zoals Tongeren (noord) en Nîmes (zuid), hebben in het Routeboek geen vertakkingen, maar in andere bronnen wel. Bij de knooppunten is op de kaartjes altijd de naam van de plaats opgegeven.

In tegenstelling tot de gekleurde en fantasie prikkelende Peutinger-kaart is het Routeboek van Antoninus niet meer dan een droge opsomming van plaatsen en afstanden. Hier zullen de routes van het Itinerarium Antonini trouwens iets anders worden weergegeven dan in de bronnen. Eerst een voorbeeld van zo’n route (Bruijnesteijn nr. 208) zoals die er uit ziet in de uitgave van Otto Cuntz.

RA208

Afbeelding H6.2.3. De route begint altijd met de opgave van de totale lengte: “a Colonia Traiana Coloniam Agrippinam m.p. LXXI”. Het woordje ‘a’ betekent ‘vanaf’. Dan volgt de naam van de plaats waarin de route begint: Colonia Traiana. Daarna volgt een verbogen vorm van de naam van de laatste plaats: “Coloniam Agrippinam”. Het betekent ‘naar Colonia Agrippina’. Dan volgt het soort mijlen waarin de afstand is uitgedrukt en daarna de afstand zelf. In de vorm waarin het Routeboek aan ons is overgeleverd wordt beweerd dat alle afstanden op deze route zijn uitgedrukt in ‘m.p.’, ofwel Romeinse mijlen van 1,48 km. Wie de route echter gaat nameten zal tot de ontdekking komen dat er mijlen van ca. 2,5 km zijn gebruikt. Gallische mijlen dus.

De versies van het Routeboek zoals wij dat kennen zijn geschreven door kopiisten die niet wisten wat Gallische mijlen waren. Ze wisten wel dat die vijftienhonderd voet lang waren, maar dachten daarbij aan Romeinse voeten. In de drie routes van het Routeboek die Gallische mijlen noemen (aangeduid als leg, leug of leugas) rekenen ze steeds Gallische mijlen die anderhalf keer zo lang zijn als de Romeinse mijl, dus 2,22 km. In de tekst over de bronnen (H3.3) is deze zaak al uitgebreid aan de orde geweest. Dergelijke mijlen hebben nooit bestaan, al hebben de Romeinen aanvankelijk wel routes in een dergelijke maat uitgedrukt. Getuige twee stukken van de ‘weg van Agrippa’ op de Peutinger-kaart, namelijk tussen Autun en Auxerre (AuAu) en tussen Boulogne en Amiens (BoAm), zie afbeelding H3.3.3. In het routeboek zijn de afstanden in hoofdletters geschreven. Bij de routebeschrijvingen verderop zal dat, overeenkomstig de Peutinger-kaart, steeds in kleine letters worden gedaan. Vooral ook om aansluiting te hebben op de uitgave van De Romeinse Reisgidsen van Dr. W. Bruijnesteijn van Coppenraet. In het commentaar bij de routes zullen de getallen echter weer in hoofdletters worden neergezet, omdat ze op die manier beter van de tekst te onderscheiden zijn. De totale afstanden van routes zijn in deze gids weggelaten omdat die niets bijdragen en bij kopieerfouten alleen maar extra uitleg vergen. Hier worden de routes uit de diverse bronnen als volgt beschreven (vergelijk met het voorbeeld hierboven):

RA208: Galische mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Colonia Traiana Xanten-Archeologiepark XaHe
Mediolano Geldern viii
Sablonibus Venlo viii
Mederiacum Melick x xi
Teudurum Tüddern viii
Coriovallum Heerlen vii HeKö
Iuliaco Jülich xii
Tiberiacum Zieverich viii
Colonia Agrippina Keulen x

Eerst wordt de herkomst vermeld (RA = Routeboek van Antoninus), dan het volgnummer (208) en dan het soort mijlen dat gebruikt is. Daarna per plaats de veronderstelde identificatie en de afstanden zoals die in de bron voorkomen. Als een gemeten afstand verschilt van de opgegeven afstand, dan wordt ook de gemeten afstand vermeld. Dit is een voorbeeldige route met maar één afwijking; een zeldzaamheid. De afwijking kan twee oorzaken hebben: 1e bij het kopiëren van het getal XI is de laatste letter vergeten, of 2e de gelijkstelling Sablonibus – Venlo is onjuist. Tenslotte staan in de achterste kolom de codes van de routebeschrijvingen in deze gids. Die codes bestaan, voor zo ver mogelijk, uit de eerste twee letters van de plaats van vertrek en de eerste twee letters van de plaats van aankomst. XaHe is de route van Xanten naar Heerlen en HeKö is de route van Heerlen naar Keulen (Köln). Soms ontstaat op die manier een code die al in gebruik is en zal een andere lettercombinatie gekozen worden. In de bijlagen zijn met behulp van kaartjes en indexen de koppelingen tussen plaatsnamen en routecodes te vinden.

Hoewel veel afstanden in het Routeboek van Antoninus onjuist of soms zelfs onbegrijpelijk zijn, is er wat Gallia betreft geen enkele route waarvan het verloop gecorrigeerd zou moeten worden. In de eerste plaats is het onwaarschijnlijk dat routes plotseling een verkeerde plaatsnaam als begin- of eindpunt zouden krijgen, en als dat al wel het geval was, dan zou zo’n route al een heel onwaarschijnlijk sprong moeten maken om argwaan te wekken. Een op het eerste oog verdacht exemplaar is RA207, waarin een route van Trier naar Straatsburg wordt beschreven. Van Trier aan de Moezel wordt plotseling naar Boppard aan de Rijn gesprongen, en dat ook nog met een afstand die niet juist kan zijn. Het is echter mogelijk dat men op deze route verondersteld werd eerst over de Moezel van Trier naar Koblenz te reizen en dat daardoor het misverstand over de af te leggen weg is ontstaan. Ook deze ‘verdachte’ route komt niet direct voor correctie in aanmerking. Niet wat de plaatsnamen betreft tenminste. De afstanden zijn op die route allemaal onjuist.

Het kopiëren van het Routeboek van Antoninus werd helaas ook wel gedaan door mensen die er niet steeds met de aandacht bij waren, of misschien wel afwisselend door verschillenden mensen. De verschillende afkortingen voor leugae (leg, leug, leugas) zou daar op kunnen wijzen. Ook zijn er routes of delen ervan twee maal beschreven. Door één of twee personen? Als voorbeeld hier een deel van RA225 (links) en geheel RA226 (rechts)

Arelate Arelate
Nemausum xviiii Nemausum xiiii
Ambrussum xv Ambrussum xv
Sextatione xv Sextantione xv
Foro Domiti xv Foro Domiti xv
Araura sive Cesserone xviii Cesserone xviii
Beterras xii Beterris xii
Narbone xvi Narbone xii

Van de acht regels zijn er slechts drie gelijk (Arelate, Ambrussum en Foro Domiti). In twee regels verschilt de afstand (Nemausum en Narbone) en in drie regels verschilt de plaatsnaam (Sextatione, Araura, Beterras).

Bij de routebeschrijvingen in deze gids zijn op sommige routes een of meer plaatsnamen cursief geschreven. Het betreft dan plaatsen die in andere bronnen een knooppunt zijn, maar in de onderhavige bron niet worden genoemd. Bijvoorbeeld:

RA203: Gallische mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Durocortoro Reims ReWi
Vongo vicus Voncq xxii
Epoisso vicus Carignan xxii xvii
Meduanto Williers v WiTr
Orolauno vicus Arlon xv xx
Andethannale vicus Niederanven xv
Treveros civitas Trier xv

De weg van Reims naar Trier is in deze gids over twee routes verdeeld: 1e die van Reims naar Williers (ReWi) en daarna 2e van Williers naar Trier (WiTr). Echter, Williers (Meduanto) wordt in het Routeboek van Antoninus niet genoemd. Om toch aan te kunnen geven om welke routes het gaat is die naam cursief op de juiste plaats tussengevoegd. Links van de opgegeven afstanden is met gecursiveerde letters aangegeven wat de tussengevoegde afstanden dan zijn. Als de beschrijving van het traject correct is zal de som van die afstanden natuurlijk gelijk zijn aan de eerstvolgende opgegeven afstand. In dit geval is dat ook zo. V + XV = XX is afstand van Carignan naar Arlon. In sommige gevallen zal die afstand niet kloppen. Dan is natuurlijk de kolom ‘gemeten afstand’ gevuld en zal de som van de tussengevoegde afstanden daaraan gelijk zijn (zie hieronder RA137 als voorbeeld). Overigens heeft ook RA203 ongebruikelijk weinig fouten in de afstanden. De enige ‘fout’ is dat in de afstand van Voncq naar Carignan een V aangezien is voor een X.

Soms zijn er op de routes afstanden en plaatsnamen verwisseld. Bij verwisselde afstanden wordt daaraan in het commentaar bij de betreffende route(s) aandacht geschonken. Bij verwisselde plaatsnamen worden de correcte exemplaren tussen haakjes vermeld. Bijvoorbeeld het volgende fragment van:

RA137: Gallische mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Bingio Bingen KoBi
Antunnaco (Boudobrica) Boppard xvii
Confluentibus Koblenz viii KöKo
Boudobrica (Antunnaco) Andernach viii xviiii xvi
Bonna Bonn xxii xvii
Colonia Agrippina Keulen xi

Antunnaco en Boudobrica zijn hier verwisseld. Achter de verwisselde namen is tussen haakjes aangegeven welke naam juist geweest zou zijn. Bij de ‘vertaling’ is dan die naam en dus de gecorrigeerde volgorde aangehouden. Tussen de verwisselde namen is weer een knooppunt ingevoegd. Nu is de som van de tussengevoegde afstanden (XVI mijl) gelijk aan het getal in ‘gemeten afstand‘. Verder ontbreekt in de bron de afstand van Bonna naar Colonia Agrippina. In de opgegeven afstand staat niets en de gemeten afstand is ingevuld. In de afstand van Andernach naar Bonn is weer een V aangezien voor een X. Dit verschijnsel komt in de Romeinse reisroutes zó vaak voor dat het op den duur niet eens meer als echt ‘fout’ wordt ervaren. De afstand van Boppard naar Andernach is wél echt fout. Het is moeilijk om te bedenken wat daar gebeurd kan zijn.

Er is in het Routeboek van Antoninus nog een vreemd verschijnsel, dat niet goed te verklaren is. Men zou verwachten dat elke route een min of meer rechte lijn tussen het begin- en eindpunt vormt, maar dat is lang niet altijd het geval. Het lijkt wel alsof er hier en daar routes aan elkaar geplakt zijn. Een mooi voorbeeld is de hierboven genoemde route van Xanten naar Keulen (nr. 208 rechtsboven op het kaartje*). Wie van Xanten naar Keulen wil gaat beslist niet route 208 volgen, maar neemt een stuk van route 137 of route 205, die beide langs de Rijn lopen. Route 208 loopt niet langs de Rijn, maar eerst naar Venlo aan de Maas en vandaar naar Heerlen, dat eigenlijk al zuidelijker ligt dan Keulen. Pas in Heerlen loopt de route met een scherpe knik naar het oosten richting Keulen. Een enorme omweg. Trouwens, route 205 is zelf ook zo’n geval. Tussen Bingen en Straatsburg wordt niet de Rijn gevolgd, maar wordt eerst de ‘Ausonius’-weg naar de Moezel genomen, dan die van Trier naar Metz en pas vanaf Metz die naar Straatsburg. Deze omweg is nog veel groter dan die in het vorige voorbeeld. Maar niet alle zigzaggen op de kaart zijn omwegen. De knikken in de routes 194 en 197 (aan de rechterzijde van het kaartje*) worden veroorzaakt door de Alpen. In gebergten probeerde men zo veel mogelijk de loop van rivieren te volgen en die zorgen wel eens voor een omweg. Bij de aanleg van rechte wegen in betrekkelijk vlak land wisten de Romeinen met veel obstakels wel raad, maar in een gebergte moesten ze zich toch aan de natuur aanpassen. De knikken tussen Decize en Autun (de nummers 204 en 264 onder in het kaartje*) worden veroorzaakt door het gebergte van de Morvan.

Er zijn echter ook knikken die geen enkele zin lijken te hebben. De routes 221 en 224 (linkerzijde van het kaartje*) zijn zulke gevallen. Dergelijke routes zijn ontstaan doordat de maker of kopiist van het Routeboek gewoon over knooppunten heenliep zonder rekening te houden met de oorspronkelijke richting. Dat had bijvoorbeeld kunnen gebeuren als het Routeboek gemaakt was aan de hand van een document zoals de Peutinger-kaart. Wie dan niet goed weet wat hij aan het doen is en over knooppunten heen gaat zonder met de werkelijke richting rekening te houden, kan heel vreemde routes veroorzaken. Niet alleen zigzaggen, maar ook routes die eigenlijk weer tegen de oorspronkelijke richting ingaan. Het is echter de vraag of de routes wel van een kaart zijn overgenomen. Het moet dan wel een kaart zijn geweest waarop geen fouten met de rode lijnen waren gemaakt en die dus van een andere kwaliteit was dan de Peutinger-kaart. Want op de Peutinger-kaart is er met de lijnen nogal eens iets misgegaan. Misschien heeft de maker van het Routeboek soms gewoon routes bij elkaar gezocht waarvan de begin-en eindpunten samenvielen en die om wat voor duistere reden dan ook tot één grote route samengevoegd.

H6.3 De pelgrimstocht van Bordeaux naar Jeruzalem

Route van Bordeaux

Afbeelding H6.3.1. Hoewel door Cuntz ondergebracht bij het Itinerarium Antonini Augusti verschilt het Itinerarium Burdigalense (Burdigala = Bordeaux) op een paar punten van het Routeboek van Antoninus. De route is gedetailleerder beschreven, dat wil zeggen dat er meer haltes worden genoemd dan in de overige bronnen, en bij elke halte wordt ook de aard ervan aangegeven. Men onderscheidt de volgende haltes:

woonplaatsen vicus dorp, wijk
castellum burg, versterkte plaats
civitas stad (gemeente)
pleisterplaatsen mutatio wisselplaats, uitspanning
mansio herberg, hotel
militair terrein castra (mv. castrae) legerkamp, kazerne
castrum (mv. castra) fort

In het Itinerarium Burdigalense is het overgrote deel van de haltes een mutatio of mansio, zo nu en dan afgewisseld door een civitas. Ruwweg de helft van de stations is mutatio, een kwart is civitas en het resterende kwart is mansio. Het in paragraaf H3.1 uitgesproken vermoeden dat de haltes op de Peutinger-kaart in de eerste plaats rust- en overnachtingsplaatsen zijn wordt hier bevestigd. Voor ons doel is slechts een klein deel van de route interessant, namelijk dat tussen Bordeaux en de grens met Italië op de Col de Montgenèvre. In de bron loopt het eerste deel tot Arles. Hier is in dat deel nog weer een splitsing aangebracht vanwege het feit dat er twee mijlmaten worden gehanteerd. Op het stuk tussen Bordeaux en Toulouse, dat dus door Aquitania loopt, zijn Gallische mijlen gebruikt. Na Toulouse loopt de route door Gallia Narbonensis en moeten Romeinse mijlen worden gebruikt. Hier uit zich nóg een verschil met het Itinerarium Antonini, namelijk dat degene die de route beschreef wist wát voor soort mijlen er wáár gebruikt werden. Tot aan Toulouse noemt hij ze ‘leug.’ en vandaar ‘mil.’. De route is dus verdeeld (zie “bronnen”) in RB1A: het stuk van Burdigala (Bordeaux) naar Tolosa (Toulouse), RB1B: het stuk van Tolosa naar Arelate (Arles) en RB2: het deel tussen Arelate en de Matrona (Mont Genièvre).

H6.4 De Zuil van Tongeren

Het is erg spijtig dat we van deze zuil slechts een fragment bezitten, want in complete staat zou hij ons misschien een aantal routes hebben getoond die in de andere bronnen missen. Misschien wel routes in het huidige Nederland. Het fragment bestaat uit drie panelen met de volgende inhoud (zie de afbeelding in H3.2):

linker paneelmiddelpaneel rechter paneel
L.XI L.XV
AGVS L.VIIII IOMAG L.XV ITEM
NNACVM L.VIII DVROCORTER L.XII ACAS
VENTES L.VIII ADFINES L.XII TELLO
DOBRICA L.VIII AUG.SVESSIONVM FINESATREBAT
SOLVIA L.VIII L XII L
NGIVM L.VIII ISARA L.XVI NEMETAC L
GONTIAC L.XII ROVDIVM L.VIIII ITEM
CONICA L.VIII SEEVIAE L.VIII
ITOMAG L.XI SAMARABRIVA

Aan het woord ITEM (ook, tevens) op het rechterpaneel is te zien dat er onder en boven het fragment meer routes te zien zijn geweest. Op het linkerpaneel is het begin van de plaatsnamen verloren gegaan. De ‘L’ voor de getallen geeft aan dat de afstanden in leugae (Gallische mijlen) zijn uitgedrukt. Dit paneel beschreef van oorsprong de weg van Keulen naar Straatsburg. In de beschrijving hieronder verwijzen de tweelettergrepige codes aan de rechterkant (zoals KöKo) naar de diverse routebeschrijvingen in deze gids. De betekenis van het linkerpaneel is:

(Colonia Agrippina) Keulen KöKo
(Bonnae) Bonn xi
(Rigom)agus Remagen viiii
(Antu)nnacum Andernach viii
(Conf)luentes Koblenz viii KoBi
(Bo)dobrica Boppard viii
(Vo)solvia Oberwesel viii
(Bi)ngium Bingen viii BiSt
(Mo)gontia(cum) Mainz xii
(Bu)conica Oppenheim viii
(Borb)itomag(us) Worms xi
(Argentorate) Straatsburg (lx)

Het middenpaneel beschrijft de weg van Williers naar Amiens:

(Meduanto) Williers ReWi
(?) Tannay xv
(Nov)iomag(us) Juniville xv
Durocorter(um) Reims xii SoRe
Ad Fines Fismes xii
Au(gusta) Suessionum Soissons xii AmSo
Isara Pontoise-lès-Noyon xvi
Rodium Roiglise viiii
Seeviae Fresnoy-en-Chaussée viii
Samarabriva Amiens (xii)

Op het rechterpaneel ontbreken de afstanden. Daarom is niet echt vast te stellen welke plaats de grens (fines) was van het gebied van de Atrebaten (bewoners van Atrecht). Er is hier van uitgegaan dat het de plaats Minariacum (Estaires) uit het Routeboek van Antoninus betreft. Het rechterpaneel beschrijft dan de routes (CaEs en EsAr) tussen Cassel en Atrecht.

routes op de Zuil van Tongeren

Afbeelding H6.4.1.Omdat de zuil in de oudheid vervaardigd is zou men kunnen verwachten dat hij namen en afstanden nauwkeuriger weergeeft dan de schriftelijke bronnen, die aan kopieerwerk hebben blootgestaan. Deze verwachting is echter niet terecht. De inscriptie op de zuil is immers even zo goed kopieerwerk. Een ander mooi voorbeeld van in de oudheid vervaardigd slordig kopieerwerk vormen de vier zilveren Bekers van Vicarello.

H6.5 De Bekers van Vicarello

Itinerarium Gaditanum

Afbeelding H6.5.1.
Omdat deze bekers zeer veel op elkaar lijken zijn ze waarschijnlijk in serie gemaakt en misschien bedoeld als aandenken aan een wandeltocht. Ze tonen een route van Cadiz (in het zuiden van Spanje) naar Rome. Wat was er zo bijzonder aan de route? Was het een bekende lange afstands wandeling? Onderaan de bekers staat trots de afgelegde afstand. Meer dan tweeënhalfduizend kilometer (5½ keer zo lang als het Pieterpad). De bekers laten ons zien dat serieproductie niet bevorderlijk was voor de oplettendheid, want van de inscripties zijn er geen twee gelijk. Dat de afstanden op de bekers nogal eens verschillen hoeft eigenlijk niet eens vermeld te worden. De lezer zal er nu al wel van doordrongen zijn dat het kopiëren van Romeinse cijfers gegarandeerd tot fouten leidt. Hieronder de plaatsnamen op het Gallische deel van de route:

beker I beker II beker III beker IIII
In Pyraeneum In Pyreneo In Pyrenaeo Summo Pyrenae
Ruscionem Ruscinne Ruscinone Ruscinone
Combusta Combusta Combusta Ad Commusta
Narbonem Narbone Narbone Narbone
Baeterras Baeterras Baeterra Baeterras
Cesseronem Cesserone Cesserone Cessirone
------ ------ ------ Frontiana
Forum Domiti Foro Domiti Foro Domiti Foro Domiti
Sextantionem Sextantio Sextantione Sextantione
Ambrussum Ambrussum Ambrussum Ambrusio
Nemausum Nemauso Nemauso Nemauso
Vgernum Vgerno Vgerno Vgerno
------ ------ ------ Traiectum Rhodani
Arelata ------ Arelata ------
Ernaginum Ernagini Ernagino ------
Clanum Clanum Clanum Glano
Cabellionem Cabellione Cabellione Cabellione
------ Ad Fines Ad Fines ------
Aptam Iuliam Apta Iulia ------ Apta Iulia
Catiuiaciam Catulacia Catuiacia Catuiacia
Alaunium Alaunio Alaunio Alaunium
Segustreronem Segusterone Segusterone Segusterone
Alabontem Alabonte Alabonte Alabonte
Vappincum Vappinquo Vappinco Vappinquo
Caturigomagum Caturigomagi Caturigomag Caturigomago
Eburodunum Eburoduno Eburoduno Eboroduno
Ramam Rama Rama Rama
Brigantium Brigantio Brigantio Brigantione
------ ------ Summas Alpes ------

Aan de uitgangen van de plaatsnamen is te zien dat er verschillende naamvallen zijn gebruikt. Interessant is de afwisselende schrijfwijze van Vappinco – Vappinquo. Die komt ook voor in het Routeboek van Antoninus (RA197 en RA225). Misschien werd ‘qu’ uitgesproken als ‘k‘, zoals in het Spaans en Frans, en niet als ‘koe‘ zoals in het Italiaans. De bewering dat het Italiaans en het Latijn de klank ‘w’ kennen (Vappin-‘kwo’) komt waarschijnlijk alléén in Nederlandse leerboekjes voor. Gelukkig niet in allemaal. Hoe de Romeinen werkelijk spraken is niet bekend. Het is alleen zeker dat ze geen Latijn spraken! Wie een voorstelling van hun taal wil hebben doet er goed aan om aan het Italiaans te denken (zie tekst H8.3).

H6.6 Mijlpalen

De mijlpaal die in Nederland het langst bekend is en in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden staat is in de eerste jaren van de zestiende eeuw gevonden in de buurt van Naaldwijk, bij een ‘utiliginis’3. Waarschijnlijk bedoelde men daar een ‘heul’ mee (afsluitbare duiker). Wellicht gaat het om de Zwaansheul bij de bloemenveiling. De paal vermeldt namelijk een afstand van m.p. VII naar MAC. Het laatste woord is een afkorting voor Municipium Aelium Cananefatium ofwel Voorburg. De paal zal dan iets ten noordoosten van zijn vindplaats hebben gestaan, waarschijnlijk bij de afslag naar Honselersdijk. Het is trouwens niet helemaal duidelijk of het op de paal om VII mijlen gaat. Het zouden er ook XII kunnen zijn. Het bekende probleem van de verwarring tussen V en X omdat letters slecht leesbaar zijn. In het laatste geval kan de paal natuurlijk niet op de genoemde plaats gevonden zijn.

mijlpaal

imperatori caesari dIVI
HADRiani.FILio DIVI.TRAIani
PARTHICi.NEPOTI
DIVI.NERVAE.PRO
NEPOTI.TitoAELio.HADRiano
ANTONINO.AUGusto.PIO
PONTifici MAXimo TRIBunicia POTESTate
XIIII.IMPeratori II COnSuli IIII
A Municipio Aelio Cananefatium.MP IIII

Afbeelding H6.6.1. Vrij recent is de vondst van mijlpalen in Wateringse Veld, nabij de kruising van Oosteinde met de Laan van Wateringse Veld. Eén ervan vermeldt een afstand van m.p. IIII naar MAC. Inderdaad gaat het om een afstand van ca. 5½ kilometer = 3,7 Romeinse mijlen naar de Effathalaan in Voorburg. De tekst op de mijlpaal (afbeelding A6.6.1) legt men als volgt uit:

“Voor de opperbevelhebber en keizer, zoon van de vergoddelijkte Hadrianus, kleinzoon van de vergoddelijkte Trajanus Parthicus, achterkleinzoon van de vergoddelijkte Nerva, Titus Aelius Hadrianus Antoninus Augustus Pius, opperpriester, voor het 14e jaar met tribuunsmacht, voor de tweede maal opperbevelhebber, voor de vierde maal consul. Naar Municipium Aelium Cananefatium: 4 mijl.”

Ook in andere gevallen kunnen mijlpalen behulpzaam zijn bij het oplossen van identificatieproblemen. Voorbeelden zijn de ‘eerste’ en ‘tweede’ mijlpalen van Dalheim op de route van Trier naar Metz (TrMe). De palen kunnen trouwens geen uitsluitsel geven over de vraag of de route tussen Dalheim en Trier aan de oost- of aan de westzijde van de Moezel liep, omdat beide afstanden even groot zijn. Wel zijn ze een aanwijzing dat de halte ‘Ricciaco‘ inderdaad Dalheim is. Soms kan een mijlpaal een probleem weliswaar niet oplossen, maar de reikwijdte ervan in ieder geval beperken. Een voorbeeld van een dergelijke paal is die van Arch, tussen Avenches en Studen (op route AvAu).

Een juweeltje is de borne milliaire van Bruère-Allichamps (zie route ArCl), die de afstanden naar drie belangrijke plaatsen vermeldt:

AVAR. L. XIIII Avaricum (Bourges)
MED. L. XII Mediolanum (Culan)
NER. L. XXV Neriomagum (Néris-les-Bains)

Deze mijlpaal wijst op het bestaan van een route Bourges – Culan (de paal staat zelf tussen deze twee plaatsen in), die ons in andere bronnen niet overgeleverd is. Op die manier kunnen mijlpalen die geen afstand vermelden ook informatief zijn. Ze tonen aan dat er ter plekke een veel gebruikte weg was. Anderzijds moet het belang van de mijlpalen niet overschat worden. De meeste zijn verdwenen. In de middeleeuwen als bouwmateriaal gebruikt of later door antiekhandelaren weggehaald en verkocht. Of geheel onbaatzuchtig naar een museum getransporteerd. Wat niet is verdwenen, is vaak verplaatst. Het komt maar zelden voor dat een mijlpaal zich op zijn oorspronkelijke positie bevindt. Van de exemplaren die (waarschijnlijk) nog wel op hun oorspronkelijke plaats staan zijn er maar heel weinig die een afstand vermelden. In die afstand kan dan ook nog eens een kopieerfout zijn gemaakt.

________________________________________

  1. John Haywood: Historische atlas van de Keltische beschaving. Met een voorwoord van Barry Cunliffe. Baarn 2001, p.43.
  2. Blijkbaar vinden sommige hedendaagse Galliërs dat geen prettig beeld van hun voorouders en zeggen dan dat Gallia ‘harig’ heette vanwege haar vele bossen. Françoise Beck / Hélène Chew: Quand le Gaulois étaient romains. Gallimard 1989 (Imprimé en Italie), p.17.
  3. Hans Wijffels: Romeinse wegen in Nederland. SEM-reeks Vergeten Verleden Deel II. Breda 2007, p.53.