bronnen en problemen
Routes

NaBé: Narbonne – Béziers

PK93: Romeinse mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Narbone Narbonne NaBé
Beteris Béziers xxi xvii

RA225: Romeinse mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Beterras Béziers NaBé
Narbone Narbonne xvi xvii

RA226: Romeinse mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Beterris Béziers NaBé
Narbone Narbonne xii xvii

RB1B: Romeinse mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
civitas Narbone Narbonne NaBé
civitas Beterris Béziers xvi xvii

BV1-4: Romeinse mijlen opgegeven gemeten route
afstand afstand
Narbone(m) Narbonne NaBé
civitas Beterra(s) Béziers xvi xvii

KR28.2 opgegeven gemeten route
afstand afstand
Beteroris Béziers NaBé
Narbona Narbonne

KM opgegeven gemeten route
afstand afstand
Beterris Béziers NaBé
Narbone Narbonne

GG80 opgegeven gemeten route
afstand afstand
Uterris Béziers NaBé
Narbone Narbonne

Merkwaardig is dat de afstand tussen Béziers en Narbonne in alle bronnen, op die van de Peutinger-kaart na, te kort is, terwijl het toch om een verbinding gaat, die waarschijnlijk veel gebruikt werd. Het is ook niet zo dat de XXI mijl van de Peutinger-kaart beslist fout is, want de reis tussen de twee steden was soms langer dan 18 mijl, afhankelijk van het weer en het jaargetijde.

Het laatste deel van de Aude loopt door een laagland dat in het verleden nogal eens overstroomd raakte, waardoor er een flinke omweg gemaakt moest worden om van Narbonne in Béziers te geraken. Pomponius Mela (eerste helft 1e eeuw) schrijf daarover in zijn Chorographia (II, 81)1:

“De Atax (Aude) ontspringt op de Pyrenaei, een smalle, ondiepe rivier zolang als ze door het water uit eigen bron gevoed wordt, en hoewel ze al gauw overal een brede bedding heeft, behalve waar ze langs Narbo stroomt, is ze nergens bevaarbaar; maar wanneer ze door de winterregens gezwollen is, rijst haar peil meestal zo sterk, dat ze buiten haar oevers treedt. Het Rubraesusmeer, dat haar opneemt, heeft een geweldig oppervlak, maar de opening waardoor het met de zee in verbinding staat, is smal.”

Men neemt wel aan dat het Rubraesusmeer gelijkgesteld moet worden aan het Étang de Bages et de Sigean, maar het is waarschijnlijker dat er de voormalige Étang de Vendres en Étang de Pissevaches mee bedoeld werden. Wat er gebeurde als de Aude buiten haar oevers trad weten we van Thomas Platter, die dit in 1599 meemaakte:

“Op 17 januari hebben we via de heuvel Béziers verlaten en zijn we de Orb overgestoken. Het had al dagen achter elkaar geregend en de rivier was behoorlijk gewassen. Tegen het middageten waren we in het dorp Nissan, waar we naar de postmeester zijn gegaan. Vanaf Béziers hadden we al twee mijl afgelegd. Na de maaltijd wilden we verdergaan, maar de postmeester en anderen die uit Narbonne terugkwamen raadden ons dit af. Het water in de rivier stond zo hoog dat er geen doorkomen aan was. Als we de reis wilden voortzetten, zouden we dat beter per postkoets kunnen doen. Omdat de grote weg onbegaanbaar was, moesten we echter tot Narbonne voor twee etappes betalen, terwijl de postmeester er normaal slechts één in rekening bracht. We waren genoodzaakt het traject via Capestang, Ouveillan en Sallèles af te leggen. Eindelijk stonden we bij de rivier de Aude. Deze ontspringt in de bergen van het land Sault2, dicht bij Catalonië. Daarna stroomt ze door Narbonne, om vervolgens in zee uit te monden. Op de oever van de Aude moesten we een hele poos wachten eer we werden overgezet. Maar gezegd moet worden dat er geen geregelde veerdienst is en dat de schippers daarvan hebben geprofiteerd om ons extra te laten betalen. In de hele streek was er alleen maar water. De weilanden en velden stonden allemaal blank, zodat de mensen tot hun middel door de modder baggerden. Het is een feit dat de vlakte rond Narbonne erg laag is en bij regenweer snel overstroomd raakt. Daarom hebben de inwoners van Narbonne zich zeer verzet tegen de initiatiefnemers van een kanaal, dat na te zijn aangelegd de Aude met de Garonne zou verbinden. Als deze kunstmatige waterweg werkelijkheid was geworden, wat niet het geval is, had men gemakkelijk waardevolle goederen vanaf de Atlantische Oceaan dwars door Frankrijk naar de Middellandse Zee en terug kunnen vervoeren. De talrijke tegenstanders vrezen dat Narbonne, zowel de stad als het omringende land, in geval van een waterweg tussen deze twee rivieren volkomen onder water zou komen te staan. Toch hecht de Franse koning veel waarde aan Narbonne, dat als grensvesting fungeert. Aan het einde van de reis zijn we via Moussan naar Narbonne gegaan. Eenmaal daar aangekomen hebben we onze intrek genomen bij de postmeester in herberg Het Wapen (l’Écu). Afgelegde afstand van Nissan naar Narbonne: twee mijl.”

Wat voor mijlen Thomas Platter hanteerde is niet duidelijk. Ze waren in ieder geval veel groter dan Romeinse of Gallische mijlen. Wat betreft de route Narbonne – Béziers moet de conclusie zijn dat de huidige weg N9 de ‘normale’ route was, maar dat er ook wel omwegen gemaakt moesten worden. Waarschijnlijk liepen die allemaal via Capestang, om de noordzijde van het Étang de Capestang heen. Wie vandaar over de wegen D16, D413 en D13 zuidwaarts naar Narbonne reisde, moest, zoals de Peutinger-kaart aangeeft, in totaal XXI mijlen afleggen en stak de Aude dan bij Cuxac-d’Aude over.

Dat Thomas Platter een nog grotere omweg maakte lag waarschijnlijk aan het feit dat de postkoets nu eenmaal een vaste route had via Ouveillan en Sallèles. De reden daarvan was misschien dan weer dat een oversteek bij Cuxac-d’Aude ook niet altijd mogelijk was, en dat men standaard via Ouveillan reisde, om het ten zuiden daarvan gelegen Étang eveneens te ontwijken.

_________________________________________

  1. Heel de wereld beschreven. Lucretius, Philo en anderen over kosmos, aarde en mens. Vertaald, ingeleid en geannoteerd door Tjitte Henk Janssen. Amsterdam 2000, p. 178.
  2. Hier wordt niet Sault ten noorden van Apt bedoeld, maar waarschijnlijk het Plateau de Sault tussen Montaillou en Quillan. De Aude begint echter veel zuidelijker, bij de Roc d’Aude, ten noorden van Font-Romeu.