PK42B: Gallische mijlen | opgegeven | gemeten | route | ||
afstand | afstand | ||||
Durocassio | Dreux | DrMa | |||
a. Autricum | Chartres | xiii | xiiii | ||
Svbdinnum | le Mans | l |
De eerste afstand is beslist een mijl te kort; de tweede is een twijfelgeval. Het is moeilijk om de afstand over zo’n lange weg afstand met behulp van een 1:100.000 kaart en een passertje volstrekt nauwkeurig te bepalen. Het zijn 50 of 51 mijlen, even aangenomen dat de route zo gelopen heeft als hier is beschreven. Voor het verloop van de weg tussen Dreux en Chartres zijn niet veel mogelijkheden, maar de route van Chartres naar le Mans is een kwestie van gissen. Er is geen enkele garantie dat het verloop ervan overeenkomt met de beschrijving in deze gids en het mag geen verbazing wekken dat de gids van Thiollier-Alexandrowicz een heel ander verloop aangeeft. Er zijn veel varianten te bedenken.
De kaart van Cassini toont weer heel andere mogelijkheden, en wie bij het zoeken naar de route op de kaart kijkt zou zich bijvoorbeeld kunnen oriënteren op het Ancien Aquduc bij Pontgouin en veronderstellen dat de route vanuit Chartres eerst westwaarts liep en dan afboog naar de Vallée de l’Huisne, om het riviertje naar le Mans te volgen. Een dergelijke poging lijkt in het begin zelfs heel succesvol, want het is vrijwel zeker dat er vanuit Chartres een weg naar het westen liep. Het Ancien Aqueduc heeft er echter niets mee te maken, want dat werd pas in de zeventiende eeuw gebouwd in opdracht van Lodewijk XIV. Met dit megalomane project moest het water uit de Eure naar Versailles gebracht worden om daar de fonteinen en andere waterwerken in de paleistuinen te voeden. Het bleek té ambitieus en is nooit voltooid. Wat de Romeinen konden, daartoe was men in de zeventiende eeuw nog niet in staat. In zijn boek over Frankrijk schrijft Graham Robb1:
“Sommige Romeinse wegen stonden al sinds de zeventiende eeuw op kaarten aangegeven, niet vanwege het historisch belang, maar omdat het de beste wegen waren die er beschikbaar waren. Ze stonden plaatselijk bekend als de ‘camin ferrat’ of ‘chemin ferré’ (met ijzer beslagen weg), de ‘chaussée’ (de bedekte weg), de ‘chemin de César’ of de ‘chemin du Diable’, omdat alleen Caesar of de duivel een weg kon hebben gebouwd die zo lang goed bleef.”
Wordt Chartres over weg N23 in westelijke richting verlaten, dan is er al in Mainvilliers Romeins te vinden (medailles en munten), vooral bij Suresville zegt Quid.fr. Hiermee wordt waarschijnlijk Séresville (in de Michelin wegatlas Sèresville) bedoeld. Bij Amilly, ten westen van Mainviliers bevindt zich een stuk van een ondergronds aquaduct dat het water naar Chartres bracht. Terecht vermeldt het fiche van Quid.fr een Ancienne voie romaine qui relait Chartres à la Normandie. Jammer dat het verloop van die weg er niet bij staat. Verderop, bij Courville-sur-Eure zijn sporen van de weg zelf gevonden. Ook in de omgeving van Chuisnes, ten westen van Courville, zijn sporen van de weg en andere overblijfselen uit de oudheid aangetroffen. Dan gaat de route wellicht noordoostwaarts langs Landelles (rest van een aquaduct naar Chartres) naar Pontgouin, waar nu verdwenen mijlpalen hebben gestaan en de resten van een Romeins kamp zijn gevonden. Ten zuiden van Pontgouin worden bij le Favril ook Romeinse resten vermeld, waaronder die van de Ancienne Voie Romaine. Hoe de weg à la Normandie verder liep is niet duidelijk. Mogelijk naar Sées (Nudionnum). Een vrij voor de hand liggende mogelijkheid lijkt weg N23 naar Nogent-le-Rotrou, vooral omdat aan de oostzijde van Champrond-en-Gâtine (waar N23 en D941 elkaar kruisen) het toponiem ‘la Chaussée’ voorkomt.
Waarschijnlijk echter werd met deze chaussée niet weg N23 bedoeld, maar weg D941, want ook bij les Corvées-les-Yys ten zuidoosten van Champrond-en-Gâtine en eveneens aan weg D941, wordt melding gemaakt van een Ancienne voie romaine dite Chemin de César. Wel zijn ten oosten en noordoosten van Nogent-le-Rotrou getuigenissen uit de Romeinse tijd aan het licht gekomen, zoals sporen van een Romeinse weg bij la Gaudaine, verschillende vondsten bij Brunelles, Coudreceau (stukken Romeins bronswerk), Condé-sur-Huisne (Chemin de César) en St.-Victor-de-Buthon (Romeinse munten). Ongeveer twee kilometer ten noorden van Condé-sur-Huisne komt nog een keer de naam la Chaussée voor.
Men zou nu verwachten dat de route na Nogent-le-Rotrou verder zuidwestwaarts langs de Huisne loopt, maar Cassini geeft tussen Nogent-le-Rotrou en la Ferté-Bernard geen weg aan. Nu zegt dat natuurlijk niet alles, want in de tijd van Cassini liepen routes niet zelden anders dan in de oudheid. Bovendien wordt dat stuk weg wel weergegeven op andere oude kaarten2. Tussen la Ferté-Bernard en Connerré zijn resten van Romeinse thermen gevonden bij Sceaux-sur-Huisne. Als de Romeinse route van Chartres naar le Mans over Nogent-le-Rotrou, la Ferté-Bernard en Connerré had gelopen, dan had die afstand ca. 47 mijl bedragen.
De gids van Thiollier-Alexandrowicz gooit het over een heel andere boeg. Daarin loopt de route, zoals altijd door hem in grove trekken geschetst, over weg D935 zuidwaarts tot Morancez, dan zuidwestwaarts door Bois-de-Mivoye, Ermenonville-la-Petite, Saumeray en Yèvres. Vanaf Yèvres laat Thiollier-Alexandrowicz de route pal naar het westen lopen, door Brou en naar het ten westen daarvan gelegen Dampierre-sous-Brou. En dan over de kaarsrechte Romeinse(?) weg die het nummer D137 heeft en Chemin de Henri IV wordt genoemd (Hendrik IV was van 1589 tot 1610 een zeer populaire Franse koning, zie ook op route ViLi). De weg loopt door Moulhard, waar een schat van 400 Romeinse munten is gevonden, naar een groepje plaatsen waar sporen van Romeinse aanwezigheid zijn aangetroffen. Nadat het rechte karakter van de weg verloren is gegaan en de reiziger in Authon-du-Perche is aangekomen kunnen die plaatsen van daaruit gevonden worden. Het gaat om St.-Bomer (Romeinse ruïnes?) pal ten westen van Authon-du-Perche, om Coudray-au-Perche (bronzen beeldje van Hercules), dat ten noordwesten van Authon-du-Perche aan weg D9 ligt en om Ceton, ca. 8 km ten westen van Coudray, waar niet alleen Romeinse voorwerpen gevonden zijn, maar waarvan ook beweert wordt dat de Romeinse weg van Chartres naar le Mans er door liep. Dat zou dan een vreemde knik in noordwestelijke richting zijn, op een route die naar het zuidwesten zou moeten gaan. Na Ceton zou de weg dan gelopen hebben door la Ferté-Bernard, Bonnetable, Torcé-en-Vallée, Savigné-l’Évêque en Sarge-lès-le Mans. Vlak bij Torcé-en-Vallée, bij Beaufay, is in 1875 een schat van 8578 munten gevonden en bij Sargé-lès-le Mans sporen van een Romeins aquaduct. Deze route is dan ca. 52 mijl lang.
Als we een liniaal leggen over de centra van Chartres en le Mans, dan lijkt het voor de hand te liggen om vanaf Chartres in zuidwestelijke richting over weg D921 te reizen. Dat is dan ook de richting die op oude kaarten3 wordt aangegeven. De route lijkt op die kaarten over de volgende wegen te lopen: D921 langs Bailleau-le-Pin en Illiers-Combray naar Brou, dan D13 langs les Autels-Villivion naar la Bazoche-Gouet, dan D927 naar Montmirail en vandaar over D29 langs St.-Quentin, Bouër en le Luart naar Connerré. Verder over weg N23(?) langs de zuidkant van de Huisne en dan over de rivier bij Yvré-l’Evêque. Tenslotte naar het centrum van le Mans. De totale weglengte is ca. 47 mijl. Er zijn tussen Chartres en le Mans meerdere routes mogelijk van ongeveer deze lengte. De vraag rijst nu waarom de tekenaar van de Peutinger-kaart het getal ‘l’ neerzette bij een route die XLVII mijl lang is. Schroom om een getal met een ‘l’ er in op te schrijven kan het niet geweest zijn. Tussen Aquis Sestis en Reis Apolinaris (AiMu) staat het getal XLIIII, tussen Legedia en Condate (AvRe) XLVIIII, tussen Gesocribate en Vorgium (CoNa) XLV en tussen Cenabo en Luteci (OrPa) XLVII. Als de onderhavige route 47 mijl lang geweest was, dan zou de tekenaar van de kaart dus zonder gewetensbezwaren XLVII opgeschreven hebben.
Ruimtegebrek kan ook geen rol gespeeld hebben. Er is plaats genoeg voor een groot getal. Een kopieerfout is niet aannemelijk. Een beschadiging van het origineel waardoor toevallig alléén de ‘l’ zichtbaar bleef ook niet. Als er alléén ‘l’ staat, dan kan dat eigenlijk alleen maar de bedoeling zijn geweest. En dat betekent dat de route waarschijnlijk niet de kortste weg tussen Chartres en le Mans volgde. Hier is aangenomen dat de Romeinse route tussen Chartres en Brou ongeveer dezelfde wegen volgde als op de kaarten uit de 18e eeuw, maar dat er tussen Brou en Connerré een zuidelijker weg werd gevolgd, die vermoedelijk vanaf Varize (route ChBl) in westelijke richting naar Connerré liep. De sporen van die weg komen in de beschrijving aan de orde. De afstand Chartres – le Mans is zo 50 mijl.