PK19B: Gallische mijlen | opgegeven | gemeten | route | ||
afstand | afstand | ||||
Camaraco | Kamerijk (Cambrai) | CaSo | |||
a. Augusta Viro Muduon | St.-Quentin | xv | |||
Augusta Suessorum | Soissons | xxv | xxii |
RA213: Gallische mijlen | opgegeven | gemeten | route | ||
afstand | afstand | ||||
Camaracum | Kamerijk (Cambrai) | CaSo | |||
a. Augusta Veromandorum | St.-Quentin | xviii | xv | ||
b. Contra Aginnum | Condren | xiii | x | ||
Augusta Suessonum | Soissons | xii |
De afstand van Kamerijk (Cambrai) naar St.-Quentin ontbreekt op de Peutinger-kaart en is in het Routeboek van Antoninus onjuist. Misschien was het document dat aan zowel de Peutinger-kaart als het Routeboek van Antoninus ten grondslag lag op dit punt al beschadigd of om een andere reden onduidelijk. Opmerkelijk is dat twee van de afstanden III mijl te groot zijn.
Het is moeilijk vast te stellen hoe deze route in de oudheid begon. Werd vanuit Cambrai weg D76 gevolgd of weg N44? Beide komen ook voor op de kaart van Cassini. Weg N44 is, in tegenstelling tot D76 (bekijk met google-earth) mooi kaarsrecht en loopt langs plaatsen die sporen dragen van bewoning in de Gallo-Romeinse periode (Rumilly-en-Cambrésis en Masnières). Van geen van de plaatsjes langs N76 wordt bewoning in de oudheid vermeld. Daar staat tegenover dat over N44 twee maal de Schelde gekruist moet worden. Daarom is hier toch gekozen voor weg D76. In zijn Itinéraires romains en France kiest Gabriel Thiollier-Alexandrowicz ook daarvoor (p.30).