IGN carte topographique TOP 100: | 58 Rodez / Mende |
65Béziers / Montpellier |
Gm | km | ||
Segodum | Rodez | ||
a. Condatomago | Millau | xxv | 63 |
b. Loteua | Lodève | xxiii | 58 |
Cesserone | St.-Thibéry | xviii | 45 |
Vanuit het centrum van Rodez (Segodunum) wordt in zuidoostelijke richting weg D12 gevolgd, langs het beekje dat Garrigue heet. Om te beginnen komt men door le Monastère, waar sporen uit de Gallo-Romeinse periode zijn aangetroffen. Verderop, ten noorden van de weg bij Ste.-Radegonde, is Gallo-Romeins aardewerk gevonden. Ten noordwesten van Pont-de-Salars komt deze weg uit op nummer D911 naar Millau (Condatomagus). Deze weg heet op de kaart van Cassini de Route de Rodez à Montpellier. Tegenwoordig is niet D12, maar D911 de gebruikelijke weg naar Rodez. Men komt dan langs Flavin, ten zuiden van de stad, waar zich een Gallo-Romeinse villa bevond.
De route loopt verder tot aan Millau over weg D911. De omgeving ligt bepaald niet vol met resten uit de oudheid. Alleen bij St.-Beauzély, ten noordwesten van Millau, wordt exploitation antique de minerai (erts) vermeld, maar of dit ‘antique’ teruggaat tot in de oudheid is niet duidelijk. Thomas Platter, die in 1599 in omgekeerde richting reisde, dus van Millau naar Rodez, stak een stuk van de tegenwoordige weg D911 af door via St.-Beauzély te lopen1:
“Op 22 april konden we pas vrij laat vertrekken omdat mijn ezeldrijver nog van alles te regelen had. Midden op de dag kwamen we aan in Saint-Beauzély, waar we hebben gegeten. Vlak bij die plaats staat een mooi kasteel. Na het eten zijn we verder gegaan via de stadjes Mauriac en Castries (bij Castrieux) en aangekomen in Viarouge, een gewoon stadje, waar we wat hebben gedronken. Daarna zijn we via Prades-Salars laat in de avond aangekomen bij de enige herberg van Alaret, midden in het bos en omgeven door veel bomen. Vanaf Millau hadden we volgens mij bijna negen mijl afgelegd.”
Wie de route van Thomas op de toeristenkaart wil volgen moet niet naar stadjes zoeken, maar naar gehuchten. Het Duitse ‘Flecken’ is door de vertaler opgevat als het Nederlandse woord ‘vlek’, dat ten onrechte voor een klein stadje wordt gebruikt. Eigenlijk is zo’n ‘vlek’ niet meer dan een groepje behuizingen, en moet niet verbonden worden aan het begrip ‘stad’. Maar mijnheer Van Dale schrijft het nu eenmaal zo voor.
Wat voor mijlen Thomas gebruikte is iedere keer weer een vraagstuk op zich. Waarschijnlijk bedoelde hij hier Franse mijlen van 4,44 km. Ze hebben in ieder geval niets te maken met Romeinse of Gallische mijlen. Dat een herberg in het bos door veel bomen omgeven is verrast ons niet.
Het woord “condate” in Condatomagus wijst op de samenloop van rivieren. Millau ligt op het punt waar de Dourbie in de Tarn valt. Tegenover de stad, aan de overzijde van de Tarn, lagen in de oudheid de pottenbakkerswerkplaatsen van la Graufesenque. Vanuit het centrum wordt de Tarn overgestoken. Van oorsprong werd niet het tracé van N9/E11 gevolgd, maar de weg met de haarspeldbochten naar het zuiden, langs St.-Michel (Aveyron). Die sluit echter niet veel verder ook weer aan op N9/E11, zodat gemakshalve vanaf Millau die weg gevolgd kan worden. Die loopt naar la Cavalerie (sporen van de Romeinse weg en van een Gallo-Romeinse woning) en vandaar over weg N2009. Bij Ste.-Eulalie-de-Cernon, aan de westkant van de weg, vermeldt Quid.fr een Gallo-Romeins heiligdom, een bronzen offerschaal en aardewerk. Pas een heel eind verder, maar nu aan de oostkant, worden bij la Couvertoirade sporen van de Romeinse weg genoemd, en van een Gallo-Romeins gebouw. Bij le Pézade, ten zuidwesten van la Couvertoirade, wordt overgestapt op weg D151 naar het zuiden. Ten oosten van die weg en nog even voorbij weg A75-E11 ligt le Caylar, waar talrijke Romeinse en Gallo-Romeinse sporen aangetroffen zijn. Thomas Platter bracht er op 20 april 1599 de nacht door, terwijl hij op weg was naar het noorden, richting Millau. Ten oosten van Cailar zijn sporen van Romeinse woningen gevonden bij St.-Michel (Hérault).
De route loopt echter over weg D151 verder zuidwaarts naar les Rives, waar Romeinse villa’s hebben gestaan en een sporen van de Romeinse weg zijn gevonden. Vanaf hier zou men voort kunnen gaan op weg D151 om vanaf de Grotte de l’Abeil langs het dal van de Laurounet (naam niet op de toeristenkaart, doch op 2642OT) af te dalen naar Lauroux (Romeinse villa’s) en Poujols (villa’s). Villa’s (villae) zijn ook aangetroffen bij het iets oostelijker gelegen (aan de andere kant van weg N9/E11) Soubès en weer iets ten zuiden van Soubès bij Fozières. Terug naar Les Rives. Ten oosten daarvan zijn sporen van Romeinse bewoning aangetroffen bij St.-Félix-de-l’Héras en ten zuiden van St.-Félix (en ten oosten van de Grotte de l’Abeil) bij Pégairolles-de-l’Escalette (villa’s). Na de afdaling via Lauroux en Pujols kan weg D151 zuidwaarts gevolgd worden naar Lodève.
Toch verliep de route waarschijnlijk anders, want de afdaling na de Grotte de l’Abeil is zeer steil en voor verkeer in omgekeerde richting dus minder geschikt. Wellicht werd na les Rives weg D142 ingeslagen, die eerst in zuidwestelijke en dan ook in zuidelijke richting loopt. Ten westen van de weg zijn sporen van een villa gevonden bij Romiguières en zuidelijker bij Roqueredonde. Ter hoogte van de laatstgenoemde plaats komt weg D142 uit op weg D902 en gaat daarover verder. Nadat GR71 is gekruist loopt weg D902 met een grote haarspeldbocht naar le Perthus en daalt vandaar af langs het dal van de Soulondres (2642OT) naar Lodève (Luteva). Quid.fr vermeldt er Romeinse woningen en de sporen van een mausoleum (praalgraf). Het Musée de Lodève heeft een afdeling archeologie waarin o.a. Romeins materiaal. Ptolemaeus noemt de stad Forum Neronis.
Vanaf Lodève worden de sporen uit de Romeinse tijd naar het zuiden toe steeds talrijker. De route blijft de Lergue volgen en loopt voorlopig over of vlak langs weg A75/E11 (N9/E11), die eerst naar het oosten buigt en dan weer naar het zuiden. Ten noordoosten en oosten van deze S-bocht zijn sporen uit de oudheid gevonden bij St.-Jean-de-la-Blaquière (villa’s), St.-Saturnin-de-Lucian (villa’s, graven), St.-Guiraud (villa), Jonquières (villa), St.-Félix-de-Lodez (villa’s), St.-André-de-Sangonis (villa’s), Ceyras (villa’s) en aan de westkant van de weg bij Lacoste (een stuk van de Romeinse weg met daarlangs sarcofagen, resten van bruggen, mijlpalen en een villa) en Clermont-l’Hérault (villa’s en een brug).
In de oudheid liep de route echter niet ten noorden van Clermont-l’Hérault, maar ten noordwesten ervan door het huidige Lac du Salagou. De oorspronkelijke weg is nog te zien op de kaart van Cassini. Vanaf Lodève liep ze waarschijnlijk aan de westzijde van weg N9/E11 over weg D148, ten zuiden van Rabéjac in zuidoostelijke richting door het tegenwoordige meer en sloot dan aan op de weg die nu nummer D156E4 (zie Michelin wegatlas) heeft. En liep dan daarover naar Clermont-l’Hérault. Vanaf Clermont-l’Hérault gaat de route over weg N9 langs Nébian (villa’s). Meer naar het oosten liggen in een driehoek Brignac (villa, graven), le Pouget (villa’s, graven) en Tressan (villa’s). Aan de westkant van de weg ligt Aspiran (villa’s, graven) en aan de overzijde van de Hérault Bélarga (villa’s). De weg loopt vervolgens door Paulhan (villa’s). Daarna liggen aan de westzijde Adissan (villa) en Nizas (Romeinse zuil en graven). Aan de rivier ligt Cazouls-d’Hérault (villa) en aan de andere kant daarvan Montagnac (vijftien villa’s). De weg loopt nu door Pézenas (twaalf villa’s, Romeins graf met een marmeren urn, ondergrondse waterleiding). Aan de westkant van de weg liggen Tourbes (zes villa’s, aquaduct), Nézignan-l’Évêque (villa) en Valros (tien villa’s, graven, brug) en aan de andere kant van de Hérault ligt Castelnau-de-Guers (resten van Romeinse wegen en villa’s). Eindelijk bereiken we St.-Thibéry (Cessero).