IGN carte topographique TOP 100: | 54 Grenoble / Gap |
Rm | km | ||
Vapincum | Gap | ||
a. Ictodurum | ? | vi | 9 |
b. Caturigomagus | Chorges | vi | 9 |
c. Eburuno | Embrun | xvii | 25 |
d. Rama | la Roche-de-Rame | xvii | 25 |
Brigantione | Briançon | xiiii | 21 |
Vanuit het centrum van Gap (Vappincum) loopt de route in oostelijke richting over weg N94. Ongeveer anderhalve kilometer vóór Bâtie-Neuve, ter hoogte van les Fauris, moet de halte Ictodurum gelegen hebben. De Kosmograaf van Ravenna maakt van die naam Idodimus, hetgeen vergeleken met zijn talloze andere verhaspelingen nog niet eens zo’n ernstige afwijking is. Ten zuiden van les Fauris wordt door Quid.fr présence romaine genoemd bij la Bâtie-Vieille. De route loopt daarna verder over N94 naar Chorges (Caturigomagus), waarvan de inwoners in de oudheid Caturigi werden genoemd. In de zomer van 1984 bracht Bernard Levin er een nacht door en schreef er het volgende over1:
“Chorges was a nasty, surly little town. There was not a sign of charm, it had no municipal flowerbeds or any other kind of decoration, it was positively dirtier than Avignon, and without Avignon’s festival excuse. The Hotel des Alpes, the best in the place, clearly got up early to make its customers’ lives intolerable; the breakfast-room shuddered under the assault of the noise emerging at full throttle from a jukebox. I had never eaten breakfast so quickly, but when I went out to wander through the streets I speedily discovered that I would have done better to stay in the breakfast-room, jukebox or no jukebox”.
Hierna gebruikt Levin nog een hele bladzijde om de gruwelen van Chorges te beschrijven. Wie het gelezen heeft zal het dorp van de woeste Caturigi slechts met de grootst mogelijke spoed passeren.
Hoe de weg vanaf Chorges verder ging is met behulp van een moderne kaart niet goed meer na te gaan. Hier wordt ze voortgezet over weg N94, maar dat de weg van oorsprong anders liep is zeker (zie bij de “bronnen en problemen”). Het huidige verloop komt in zoverre ruwweg met de oude weg overeen dat ook daarop ongeveer ter hoogte van Savines-le-Lac, dat nu aan de zuidkant van het Lac de Serre-Ponçon ligt, toen de Durance overgestoken werd (zie de kaart van Cassini). Vervolgens loopt de route langs de zuidkant van het stuwmeer naar Embrun (Eburodunum). Ook voor Savines-le-Lac heeft Bernard Levin geen goed woord over, maar Embrun bevalt hem zeer. Na het verlaten ervan wordt de route vervolgd over weg N94. Hoewel het niet zeker is of die al een voorganger in de oudheid had, is er hier van uitgegaan dat de route tot voorbij l’Argentière-la-Bessée (zie verderop) over weg N94 liep. Na Embrun loopt hij in noordoostelijke richting tot aan Mont-Dauphin. Tegenover Mont-Dauphin, aan de andere zijde van de Durance, is bij Réotier een Romeinse muntschat gevonden. Na Mont-Dauphin draait de weg naar het noorden en loopt door St.-Crépin, la Roche-de-Rame (Rama) en l’Argentière-la-Bessée, waar, naar men zegt, de Romeinen een zilvermijn exploiteerden. Een eindje verderop valt aan de andere oever een beek met de naam Gyronde in de rivier. Dan, na Queyrières, verlaat de route weg N94 en loopt door St.-Martin-de-Queyrières over de parallelweg D36. Dan kruist weg N94 de Durance bij Prelles, maar de route blijft op de oostelijke oever verder gaan over weg D36, naar het centrum van Briançon (Brigantium).