IGN carte topographique TOP 100: | 47 Bordeaux / Périgueux |
56 Marmande / Agen |
Gm | km | ||
Excisum | Eysses (Villeneuve-sur-Lot) | ||
a. Travectus | St.-Germain-et-Mons | xxi | 53 |
Vesunna | Périgueux | xviii | 45 |
Vanaf de Tour Romaine d’Eysses (Excisum) wordt westwaarts de Rue de Acacias gevolgd (straatnamen staan niet op de toeristenkaart, zie ViaMichelin op het internet) en na het kruisen van de Avenue de Paris wordt in noordwestelijke richting de Rue Cote de Plaissance gevolgd tot waar die aansluit op weg N21. Die weg wordt ook in noordwestelijke richting gevolgd. Het eerste plaatsje van betekenis is Castelnaud-de-Gratecambe, waar resten van de weg van Eysses naar Castillonès (verderop in noordwestelijke richting) zijn gevonden. Ongeveer anderhalve kilometer na Castelnaud-de-Gratecambe maakt de weg een bocht in westelijke richting en nog eens ruim drie kilometer verder sluit weg D133 vanuit het zuiden er op aan.
Die weg komt van een plaats aan de Lot, Casseneuil, die niet alleen vermeldenswaard is vanwege Romeinse ruïnes, maar ook vanwege het feit dat Lodewijk de Vrome (zoon en opvolger van Karel de Grote) er geboren werd (in Cassinogilum). Dit terzijde. De route loopt vanaf de samenkomst met weg D133 verder in noordelijker richting en komt aan in Cancon, dat verschillende sporen uit de oudheid heeft, waaronder die van een villa. Volgens de traditie zou Sulpicius Severus hier een villa gesticht hebben. Daarmee bedoelt men dan niet de ascetische schrijver uit de vierde eeuw, maar de gelijknamige bisschop van Bourges uit de zesde eeuw. Hemelsbreed ruim 11 km naar het oosten toe ligt Monflanquin waarvan Quid.fr Romeinse ruïnes en sporen van een Romeinse weg vermeldt. Helaas niet wat die sporen inhouden. Zo zijn er verderop langs de route ook sporen van Romeinse wegen bij Bournel en Ferrensac (worden verderop nog genoemd) terwijl duidelijk is dat die niet bij de hoofdroute behoren.
Na Cancon gaat de route verder naar het noorden over weg N21. Bij Lougratte bestaat de mogelijkheid om aan de westkant parallelweg D416 te nemen, maar op de kaart van Cassini is die weg niet te zien. Ook toen was N21 de hoofdroute. Het volgen van weg D416 zou de route trouwens ongeveer een kilometer langer maken. Aan die parallelweg ligt Montauriol, waarbij Romeinse ruïnes worden vermeld. Ook het ten westen daarvan gelegen Sérignac-Péboudou heeft Romeinse bewoning gekend, evenals het ten noorden van Sérignac-Péboudou gelegen Douzains. Aan de oostkant van de weg, ongeveer ter hoogte van Montauriol, wordt bij het plaatsje Bournel weer gesproken over de passage van een Romeinse weg. Misschien houdt die weg verband met de wegen die genoemd worden bij Ferrensac dat meer naar het noordwesten ligt, maar nog ten zuidoosten van Castillonès. Daar worden Romeinse wegen genoemd vanuit Ferrensac naar de buurtschappen la Nauve en Rouchaux. Op de toeristenkaart zijn die namen niet te vinden, maar wel op de kaart van Cassini. Nauve ligt ten noorden van Ferrensac en le Rouchaux ten oosten ervan. Ten noordoosten van Bournel hebben de (Gallo-)Romeinen sporen nagelaten bij Villeréal en ten zuidoosten van Villeréal bij St.-Etienne-de-Villeréal en Dévillac.
Terug naar de route. Na Castillonès gaat die niet verder over weg N21, maar loopt onder nummer D121 eerst een stukje naar het noordoosten, steekt de Dropt over en gaat dan min of meer pal noordwaarts over weg D21. Degene die in Quid.fr het fiche van Cavarc (ten oosten van St.-Quentin-du-Dropt) schreef was het eens met de veronderstelling dat de route verloopt zoals hier beschreven, want die gaat volgens hem/haar aan Cavarc voorbij. De Romeinse aanwezigheid wordt ook vermeld bij Boisse, ten noordoosten van Cavarc, en op de route zelf bij Issigeac, ten noordwesten van Boisse. De streek ten westen en noordwesten van Issigeac was bij de Gallo-Romeinen blijkbaar geliefd, gezien hun aanwezigheid bij St.-Capraise-d’Eymet, ten zuidwesten van Issigeac, nog voorbij weg N21, bij Sadillac ten noordwesten van St.-Capraise-d’Eymet, en ten oosten en noordoosten van Sadillac bij St.-Perdoux en noordelijker aan weg N21 Colombier. Bij Ribagnac, ten noorden van Sadillac is sprake van sporen van een villa en van een Romeinse weg. Ook hier zal een lokale weg bedoeld zijn. Verder noordwestwaarts is er ook présence gallo-romaine, zoals bij Rouffignac-de-Sigoulès aan weg D933, maar we dwalen nu wel erg ver van onze route af.
Na Issigeac blijft de route weg D21 volgen. Gallo-Romeinse aanwezigheid wordt genoemd bij het plaatsje Monmadalès en ten westen daarvan bij St.-Cernin-de-Labarde. En een heel eind naar het oosten, nog ten zuidoosten van Beaumont-du-Périgord, bij Labouquerie. Dat heeft eigenlijk niets met deze route te maken, maar is een van de weinige plaatsjes met resten uit de oudheid langs de door G. Thiollier-Alexandrowicz voorgestelde route. De onderhavige route gaat verder door St.-Aubin-de-Lanquais. Daarvan wordt niets Gallo-Romeins vermeld, maar wel bij het westelijker gelegen St.-Nexans en bij Faux ten oosten van St.-Aubin.
Nu komen we aan de Dordogne. Eventuele oversteekplaatsen zijn – beginnend in het oosten en vandaar westwaarts langs de rivier naar het punt waar we ons nu bevinden – Badefols-sur-Dordogne op de zuidelijke oever, waar volgens Quid.fr in de oudheid een veer was, Pontours, waar aantoonbaar een voorde met stapstenen was, vandaar dat de gids van Thiollier-Alexandrowicz de halte Travectus dáár localiseert, Lalinde op de noordelijke oever, dat sommigen (zie Bruijnesteijn van Coppenraet) in verband brengen met de naam Diolindum (Cahors), en, weer op de zuidelijke oever, Varennes, waarbij evenals het aan de zuidkant ervan liggende Lanquais présence gallo-romaine wordt vermeld. Hier is er van uitgegaan dat Travectus(*) nog veel westelijker lag, ter plekke van het huidige St.-Germain-et-Mons (sporen van de Romeinse weg). Hier zal de Romeinse brug geweest zijn.
In ieder geval voert weg D21 over de huidige brug naar het noorden. Bij Mouleydier, aan de overkant, wordt présence gallo-romaine vermeld. De weg gaat door St.-Sauveur en splitst zich bij de beek met de naam Caudeau in weg D21E naar het westen, richting Lembras, en nummer D21 naar het noordoosten, richting Périgueux. Bij Lamonzie-Montastruc (sporen van een villa: thermen, aquaduct, kleine bronzen) valt de Louvre in de Caudeau. Een heel eind naar het oosten langs de Louvre ligt het op de route van Thiollier-Alexandrowicz genoemde Ste.-Foy-de-Longas en ten noorden daarvan St.-Laurent-des-Bâtons, dat ook op die route thuis zou horen. Quid.fr vermeldt bij beide plaatsen sporen van Gallo-Romeinse aanwezigheid. Terug naar weg D21. Die loopt verder naar het noordoosten langs de Commune de St.-Georges-Montclard. Ten westen ervan, langs weg N21, is Gallo-Romeinse bewoning geconstateerd bij Campsegret. Langs de route zelf (D21) worden sporen van Gallo-Romeinse aanwezigheid genoemd bij Clermont-de-Beauregard en verderop bij Fouleix (aan de oostzijde van de weg). Daarna bereikt de weg de Vern, bij Perte-du-Vern, en krijgt daarna nummer D8. Langs die weg zijn sporen uit de Gallo-Romeise periode gevonden bij Vergt, waar de Vern wordt gekruist, bij Eglise-Neuve-de-Vergt, bij Notre-Dame-de-Sanilhac en ten noordoosten daarvan bij Atur en St.-Laurent-sur-Manoire (sporen van het aquaduct van Vesunna).
Terug naar Notre-Dame-de-Sanilhac. De route loopt vanaf de zuidkant daarvan niet verder over weg D8, maar slaat daar naar het noordoosten af in de richting van Atur. Gaat dan verder over (de hiernavolgende straatnamen staan niet op de toeristenkaart, zie ViaMichelin op het internet) de Route d’Atur, slaat bij la Blancherie af naar het noorden en loopt over de Route de St.-Pierre-Es-Liens, kruist weg N89-E70, en loopt dan verder noordwaarts over de Avenue des Frères Peyronnet, de Route de Jargues en de Rue de Prompsault. Daarna wordt in westelijke richting de Isle overgestoken naar het centrum van Périgueux (Vesunna).