bronnen en problemen
vak C4

St.-Thibéry – Castelnau-le-Lez

IGN carte topographique TOP 100: 65 Béziers / Montpellier
66 Avignon / Montpellier

plaats van route ThCs

Rm km
Cessirone St.-Thibéry
a. Frontiana Château de Font Mars x 15
b. Foro Domiti Montbazin viii 12
Sextantione Castelnau-le-Lez xv 22

Op de toeristenkaart is te zien dat er iets ten oosten van St.-Thibéry een rechte lijn begint die in de richting van Poussan wijst. Daar zal de oorspronkelijke weg gelopen hebben. St.-Thibéry (Cessero) wordt verlaten over weg D18. Ter hoogte van de Pont Romain zal een afslag naar het oosten geweest zijn die over de brug leidde naar de Chemin de la Reine Juliette. Daarover loopt de route. Op dit pad komt na drie kilometer naar rechts een Chemin des Romains, maar dat zal niet de weg naar het volgende station geweest zijn, maar een afslag naar Mèze o.i.d. (zie route CsBé). Aan de zuidkant van de route liggen Bessan (villa’s), Florensac (drieëntwintig Romeinse villa’s) en Pomérols (twaalf Romeinse villa’s). De Chemin de la Reine Juliette loopt door tot ter hoogte van het Château de Font Mars. Merkwaardig is het feit dat men zich daar tien Romeinse mijlen van St.-Thibéry bevindt en volgens de vierde beker van Vicarello dus bij Frontiana*. Hebben de namen Frontiana en Font Mars iets met elkaar te maken? Waarschijnlijk niet.

Na een kleine onderbreking gaat de route nu verder als Ancienne Voie romaine, maar daar lijkt na drie kilometer, ter hoogte van de Aire de repos de Mèze, ook weer een eind aan te komen. Toch heeft de weg hier in de oudheid waarschijnlijk doorgelopen, ten noorden van Loupian (Romeinse villa’s, mozaïeken) om bij de heuvel die la Languette heet aan te sluiten op het pad richting Montbazin. Wie vanuit Loupian weg D158E naar het noorden volgt komt uit in Villeveyrac, waarbij ook sporen van Romeinse villa’s worden genoemd. Eigenlijk ligt de hele streek vol met getuigen van een intensieve bewoning in de Romeinse tijd. We waren gebleven bij het pad richting Montbazin. Het loopt ten noorden van Poussan (Romeinse villa’s) en sluit dan aan op weg D119E waarover na een kleine drie kilometer Montbazin (Forum Domitii) wordt bereikt, de belangrijkste halte op dit traject. Ten zuiden van Montbazin ligt Gigean, waarbij natuurlijk ook weer Romeinse villa’s worden genoemd.

Na Montbazin is de weg weer geheel zoek. Hij liep in ieder geval niet naar het centrum van het huidige Montpellier, maar noordelijker. De weg D185E ten noorden van Fabrègues is er een overblijfsel van. Bij Fabrègues worden weer talrijke sporen uit het Romeinse verleden genoemd, waaronder een brug die pas in 1956 verwoest is. Verder sporen van een mansio, villa’s, graven en een steen met inscriptie. Tussen Montbazin en Fabrègues getuigen ten noorden van de weg sporen van villa’s en graven bij Cournonsec en Cournonterral van het Romeinse verleden van de regio. Vanaf Fabrègues vormt weg D27 een aftakking naar het noorden, zoals blijkt uit de de vondsten bij Saussan (Romeinse brug, villa), Pignan (twaalf villa’s, graven, inscripties) en Murviel-lès-Montpellier (graven en bewoningssporen uit de Gallo-Romeinse periode).

De route loopt verder over weg D185E en door Lavérune, waar werkelijk sporen van de Romeinse weg zijn gevonden, en gaat dan verloren in de bebouwing van Montpellier. Ten noorden (Juvignac, villa’s) en zuiden (St.-Jean-de-Védas, villa, graven) van de weg zijn nog wel sporen te vinden, maar verder is het verloop ervan gissen. In Montpellier liep ze waarschijnlijk ongeveer over de Rue du Pont De Lavérune (de straatnamen staan niet op de toeristenkaart), een stukje over of langs de Rue de las Sorbes, daarna over de Voie Domitienne, de Avenue du Docteur Pezet, de Rue de l’Aiguelongue en kwam na het oversteken van de Lez uit in Castelnau-le-Lez (Sextantio), ongeveer ter hoogte van de Voie Domitienne (Via Domitia, naam niet op de kaart).