bronnen en problemen
vak C2

SeCh: Senlis – Chailly-en-Brie

IGN carte topographique TOP 100: 09 Paris / Laon

plaats van route SeCh

Gm km
Augusto Magus Senlis
a. Fixtuinum Meaux xv 38
Calagum Chailly-en-Brie xii 30

Vanuit het centrum van Senlis (Augustomagus) loopt de route in zuidoostelijke richting over de Rue du Vieux Chemin de Meaux (naam niet op de toeristenkaart), dan over de Chemin d’Alexandre (naam alleen op 2412OT) en vervolgens over de Longue Route, die op de toeristenkaart staat aangegeven. Waar de Longue Route eindigt tegen weg D126 begint een pad dat Route de Ermenonville heet (alleen op 2412OT) en ten noorden van Ermenonville uitkomt op weg N330. Bij de ten oosten van Senlis gelegen plaatsjes Mont-l’Evêque en Montépilloy worden Romeinse wachtposten vermeld. Het ten oosten van Ermenonville gelegen Montagny-Ste.-Félicité wordt een site gallo-romain genoemd. De route loopt verder over weg N330. Vlak na de kruising met weg N2 ligt ten zuiden daarvan Lagny-le-Sec, dat volgens Quid.fr ook een site gallo-romain is, bij de Romeinse weg van Parijs naar Duinkerke. Misschien is dit de door Ptolemaeus genoemde plaats Iatinum. In dat geval is Iatinum een verhaspeling van Latinum, want het plaatsje werd in 690 Latiniacum genoemd (Quid.fr). Van een Romeins verleden van Duinkerke is niets bekend. Waarschijnlijk ontstond die plaats pas in de tiende eeuw. Overigens komt de route ook niet uit Parijs.

De route loopt door St.-Soupplets, waar resten van de Romeinse weg en bewoningssporen en munten uit de Romeinse tijd zijn gevonden. Bij Cuisy, ten zuidwesten van St.-Soupplets, zijn sporen van Gallo-Romeinse boerderijen aan getroffen. Bij Gesvres-le-Chapitre ten oosten van St.-Soupplets en bij Barcy ten zuidoosten van Gesvres is ook sprake van een Romeinse weg. Wellicht wordt ook hier N330 bedoeld. Die loopt nu naar het centrum van Meaux (Fixtuinum), dat rijk is aan sporen uit de Romeinse periode. Genoemd worden de ommuring uit de 4e eeuw, thermen met hypocaustum*, aquaduct, grondsporen, losse voorwerpen, een theater en een begraafplaats. Ook bij Chauconin-Neufmontiers ten westen van Meaux en bij Poincy ten oosten ervan zijn sporen van Romeinse bewoning gevonden. Ten zuiden van Meaux gaat de route verder over weg D228 door Nanteuil-lès-Meaux (sporen van Romeinse villa’s). Bij Boutigny ten zuidoosten van Nanteuil wordt de Romeinse weg naar Boulogne genoemd. Dat is correct. De onderhavige route was onderdeel van de z.g. “weg van Agrippa”, die van Lyon naar Boulogne-sur-Mer liep. Verderop langs de weg, ten oosten van Sancy, ligt een boerderij met de veelzeggende naam Maison Rouge. Ten oosten van deze Maison Rouge toont de toeristenkaart een buurtschap met de naam La Grande Rue, en ten zuiden daarvan, waar weg D15 zich van de route afsplitst, een gehucht dat le Chemin heet.

Weg D228 loopt aan de oostzijde van het Aérodrome de Coulommiers Voisins en komt bij Mouroux op weg N34 uit. Ten zuidwesten van Mouroux, bij Pommeuse, wordt een Gallo-Romeinse brug over de Aubetin vermeld. Bij uitdrukkingen als “Gallo-Romeinse brug” hebben Nederlanders altijd een raar gevoel. Hielke Hylkema* heeft dat gevoel op etappe 78 tussen Pierrelatte en Mondragon:

“De Fransen spreken graag over de Galloromeinse beschaving, maar toen het Romeinse deel wegviel duurde het wel even duizend jaar voordat onze Galliërs op eigen kracht bruggen en kerken gingen bouwen”.

Rudolf Bakker zegt het in zijn boek Gewoon doorlopen, er is niets te zien op p. 94 zo:

“De term ‘Gallo-Romeins’ komt in het Franse taalgebruik onder historici en archeologen om de haverklap terug. Ik begrijp die niet. Eerst waren er immers de Galliërs, die door Caesar in 52 v.Chr. overwonnen werden en vervolgens in de pan gehakt dan wel als slaven naar Rome afgevoerd. We weten dat, na de operatie-Caesar, niet alleen het Keltisch uit Gallië geheel verdwijnt, maar met zijn taal ook alle andere karakteristieken van deze fabuleuze stammen geen deel van de historie meer uitmaken. Caesar had zijn werk grondig gedaan. Wie hij in hun Gallische waarde gelaten had, en dat waren voornamelijk de voormannen geweest die uit opportunisme niet onsympathiek tegenover de Romeinen hadden gestaan, kregen deel aan het nieuwe ‘bezettingsstatuut’. Ze zouden de geromaniseerde elite vormen die zijn oude cultuur des te sneller verloochende naarmate ze door Rome met macht en eer over de verradersstreep waren gehaald. Door heel Frankrijk vinden we de monumenten - veelal mausolea - die aan deze quislings herinneren. Misschien gaat mijn fascinatie voor de Galliërs te ver, hadden ze gelijk dat ze eieren voor hun geld kozen. Wat niet wegneemt dat het noemen van Galliërs en Romeinen in één adem me onhistorisch voorkomt.”

De route gaat nu over weg N34 in zuidoostelijke richting, kruist de Grand Morin, en loopt dan via het centrum van Coulommiers (Gallo-Romeinse villa) naar Chailly-en-Brie (Calagum).