bronnen en problemen
vak B2

LiDr: Lillebonne – Dreux

IGN carte topographique TOP 100: 07 le Havre / Rouen
08 Paris / Rouen
18 Caen / Alençon

plaats van route LiDr

Gm km
Ivliobona Lillebonne
a. Breuoduro Cormeilles xvii 43
b. Noviomago Lisieux vii 18
c. Condate Condé-sur-Iton xxvii 68
Durocassio Dreux xv 38

Vanaf Lillebonne (Iuliobona) gaat de route zuidwaarts naar le Mesnil-sous-Lillebonne (op de toeristenkaart staat alleen “le Mesnil”) en dan in zuidoostelijke richting, evenwijdig aan weg D81, langs Notre-Dame-de-Gravenchon, waar de Romeinen afval en de sporen van een huis hebben nagelaten. Dan over weg D428 tot aan het buurtschap le Petit Long, ten zuiden van Canteleu. Daar gaat de route nog meer zuidoostwaarts, door St.-Maurice-d’Etelan (Gallo-Romeinse brandgraven) naar de oever van de Seine, die vermoedelijk met een veerboot werd overgestoken naar Aizier, waar resten van een antieke kade zijn gevonden. Voor de moderne reiziger is de oversteek hier niet mogelijk. Die moet wat verder stroomafwaarts gebeuren, ten zuiden van Lillebonne bij Quillebeuf-sur-Seine, waar de toeristenkaart een “Bac” aangeeft. In Aizier begint een Ancienne Voie Romaine die in zuidwestelijke richting naar Pont-Audemer loopt, op de zuidelijke oever van de Risle. Kort na Aizier passeert de weg Vieux-Port (présence romaine) en het ten zuidwesten daarvan gelegen Trouville-la-Haule, waar molenstenen en aardewerk getuigen van bewoning in de oudheid. Langs de weg zelf, ter hoogte van Trouville-la-Haule, ligt een buurtschap met de veelzeggende naam Le Chemin Perrey. Op de kaart van Cassini komt wat verderop langs de weg, ongeveer bij de buurtschap Hameau du Chouquet, nog een Chemin Perrée voor. Verder is de Romeinse aanwezigheid geconstateerd bij Fourmetot, ten noordoosten van Pont-Audemer, en bij Bouquelon ten noordwesten ervan, direct aan de zuidrand van het Marais Vernier. En bij Pont-Audemer zelf, waar grondsporen van Romeinse gebouwen zijn gevonden.

Dan gaat de reis verder door St.-Germain-Village, maakt even een westwaartse bocht, en gaat dan opnieuw naar het zuidwesten over weg D87 (Ancienne Voie Romaine). In Quid.fr wordt Romeinse aanwezigheid vermeld bij de plaatsjes Toutainville langs de Risle, ruim drie kilometer stroomafwaarts van Pont-Audemer, bij Tourville-sur-Pont-Audemer ten zuiden van St.-Germain-Village, langs weg D139, en iets verderop langs die weg bij les Préaux. Ten noordwesten van les Préaux, aan de andere kant van de Voie Romaine, zijn in de omgeving van Triqueville de resten van een aquaduct gevonden (bij het buurtschap Aubigny, dat niet op de toeristenkaart staat aangegeven). Verderop langs de Voie Romaine ligt dicht bij de weg Vannecrocq, waar sporen van Romeinse bouwactiviteiten zijn aangetroffen. Wat verder van de weg (D87) vandaan hebben de Romeinen trouwens ook sporen nagelaten. Bijvoorbeeld bij la Lande-St.-Léger, hemelsbreed ongeveer 5 km ten westen van Vannecrocq, en bij Campigny (resten van Romeinse verdedigingswerken), ongeveer 9 km ten oosten ervan. Nadat de route gekruist is door weg D27 maakt de Ancienne Voie Romaine (D87) een knik naar het zuiden, loopt door la Chapelle-Bayvel (présence romaine) en sluit dan aan op weg D139. Daarover loopt de route verder zuidwestwaarts naar Cormeilles (Brevodurum), dat volgens Quid.fr een “bourg d’origine romaine” is.

Hier wordt de Calonne overgestoken; een zijstroompje van de Touques. Langs het volgende deel van de route is niet veel Romeins te vinden. Evenals bij bijvoorbeeld le Mans (route AlMa) is de omgeving van Lisieux (komt verderop ter sprake) arm aan sporen uit de Gallo-Romeinse periode. De route loopt nu ook niet meer over een kaarsrechte Romeinse weg, maar zuidwaarts over weg D810, die na het passeren van de grens tussen de departementen Eure en Calvados nummer D510 krijgt. Dat het hier toch om de Romeinse route gaat blijkt uit de naam la Cheminée, die op de kaart van Cassini ten zuidwesten van le Pin bij de weg is geschreven (op de Carte de Randonnée 1:25.000 heet het gehucht les Cheminées). De eerstvolgende halte is het centrum van Lisieux (Noviomagus Lexoviorum) aan de Touques.

Dat Lisieux eigenlijk een knooppunt was is te zien aan het feit dat PK42A nu opeens een min of meer rechte hoek maakt en dus niet meer naar het zuidwesten loopt, maar naar het zuidoosten. De tekenaar van de kaart heeft hier in feite twee verschillende routes aan elkaar geplakt. Lisieux wordt in zuidoostelijke richting verlaten over weg D519, die langs de Orbiquet loopt, een zijstroom van de Touques. Als de weg net de spoorbaan heeft gekruist volgt het plaatsje Glos, waar zich resten van een Romeins aquaduct bevinden. Een kleine zes kilometer verder, bij St.-Julien-de-Mailloc, zijn resten van de Romeinse weg gevonden. Hier wordt weg D519 verlaten en loopt de route er aan de noordoostkant evenwijdig aan. Op de toeristenkaart staat geen nummer, in de Michelin wegenatlas ook niet, en in ViaMichelin op het internet is de weg zelfs helemaal niet te vinden. In ieder geval sluit hij ruim acht kilometer na St.-Julien-de-Mailloc, ten noordoosten van Orbec (présence gallo-romaine) aan op weg D49. Ten noorden van Orbec en ook aan de noordkant van de weg, ligt St.-Germain-la-Campagne, waar in de 19e eeuw resten van Romeins beeldhouwwerk, dakpannen en de grondsporen van een Mercuriustempel zijn gevonden. Over weg D49 loopt de route verder naar Broglie aan de Charentonne. Sporen uit de oudheid worden er niet vermeld, alleen dat het plaatsje aan de Romeinse weg van le Mans naar Rouen ligt. Het bestaan van die weg mag ernstig betwijfeld worden. Wel terecht noemt het fiche in Quid.fr een paar beroemde bewoners van Broglie, waaronder de gelijknamige natuurkundigen Maurice en Louis-Victor, de natuurkundige Augustin Fresnel en vader en zoon Jean-François en Prosper Mérimee. De laatstgenoemde is vooral bekend geworden door zijn functie als inspecteur van historische monumenten, die er veel van de ondergang heeft gered. Zoals de Sainte-Madeleine in Vézelay.

Vanuit Broglie liep er ook een route langs de Charentonne naar het noordoosten, wellicht naar Brionne, langs de IJzermijnen van Ferrières-Saint-Hilaire en St.-Quentin-des-Isles, waar sporen van een Romeinse weg zijn aangetroffen. De onderhavige route gaat gewoon verder over weg D49 naar het zuidoosten. Kort na Broglie zijn ten zuiden van de weg sporen van de Romeinse aanwezigheid gevonden bij Chamblac. Dan loopt de weg langs een gehucht met de veelzeggende naam le Chemin Perrey naar la Barre-en-Ouche (présence romaine), waar een kruising is met weg D25 en verder naar la Vieille-Lyre (présence romaine) en door de Forêt de Conches naar Guernanville, waar resten van Romeinse gebouwen zijn gevonden. Vlak vóór Guernanville bevindt zich een gehuchtje met de naam le Chemin Perré en ten noordoosten ervan, bij Ste.-Marguerite-de-l’Autel, wordt Romeinse bewoning vermeldt. Een kilometer ten noorden van Ste.-Marguerite-de-l’Autel wijst de naam Grande Rue op de Romeinse oorsprong van weg D23, die wellicht de verbinding vormde tussen Beaumont-le-Roger (zie LiEv) en Condé-sur-Iton.

Dat de situatie in deze omgeving in de Oudheid al complex was blijkt uit de traces de plusieurs voies romaines die bij les Baux-de-Breteuil, ten zuidwesten van Guernanville, worden vermeld. Kort na Guernanville lijkt weg D45 over te gaan in een bospad, gedeeltelijk GR222, naar Breteuil, maar dat is niet het verdere verloop van deze route. Breteuil is waarschijnlijk pas later belangrijk geworden, hoewel het volgens Quid.fr al in de Romeinse tijd bestond. Evenals het ten westen ervan gelegen Bémécourt, waarbij ook een ancienne voie romaine wordt vermeldt, en de ten zuidwesten van Breteuil gelegen plaatsjes la Guéroude (sporen van een Romeinse weg) en Cintray.

De Route bleef na Guernanville nog even weg D45 volgen, ging dan na de kruising met weg D23 over de laatstgenoemde nog een stukje naar het zuidoosten en daarna via de gehuchten le Cornet Moulin, la Tuilerie en le Chesnay naar Condé-sur-Iton (Condate). Hoewel nu slechts een dorpje was Condé-sur-Iton in de eerste eeuwen van onze jaartelling waarschijnlijk een plaats die meetelde, getuige de vondst van mozaïeken en de sporen van gebouwen, waaronder thermen en een tempel. Verder zijn er sporen van smederijen (ijzerindustrie) gevonden en van de Romeinse wegen.

Vanuit Condé wordt weg D49 naar het zuidoosten genomen. Blijkbaar zijn er ter hoogte van Dame-Marie, dat ten zuiden van de weg ligt, sporen van de Romeinse weg gevonden, evenals verderop bij Grandvilliers. Zoals al gezegd moeten in de oudheid in deze omgeving meerdere Romeinse wegen gelopen hebben. Er worden bijvoorbeeld sporen van zo’n weg vermeld bij Tillières-sur-Avre, dat hemelsbreed ongeveer 6 kilometer ten zuiden van Grandvilliers ligt. De onderhavige weg wordt weer vermeld bij Droisy, dat verderop aan de weg (D49) ligt. Dan komt de route aan in Nonancourt (présence romaine) en loopt dan in oostelijke richting verder langs de noordkant van de Avre. Aan de zuidkant van het riviertje hebben de Romeinen trouwens ook hun sporen nagelaten, zoals bij St.-Lubin-des-Joncherets (beeldjes), St.-Rémy-sur-Avre en Vert-en-Drouais (resten van een villa, mozaïekwerk in het museum van Chartres) dat tegenover Mesnil-sur-l’Estrée ligt. De route loopt vanaf Nonancourt verder langs het riviertje door St.-Germain-sur-Avre (occupation romaine), Mesnil-sur-l’Estrée, l’Estrée en Vieille Estrée en steekt dan bij Muzy de Avre over. Op dezelfde plaats dus als route EvDr en gaat net zoals die route verder over weg D1525 naar Dreux (Durocassium).