bronnen en problemen
vak C4

CsBé: Castelnau-le-Lez – Béziers

IGN carte topographique TOP 100: 65 Béziers / Montpellier
66 Avignon / Montpellier

plaats van route CsBé

Sextantione Castelnau-le-Lez
m. Latara Lattes
n. Megalona (Île de) Maguelone
o. Calum Balaruc-les-Bains
p. Mesua Mèze
q. Agate Agde
Beterris Béziers

Omdat Thomas Platter een paar jaar in Montpellier woonde heeft hij de hier genoemde plaatsen één of meerdere malen bezocht, en van sommige een wat gedetailleerdere beschrijving gegeven. Zoals bijvoorbeeld van Balaruc-les-Bains1:

“In de ochtend van 14 oktober zijn we naar de warmwaterbaden van Balaruc gegaan. Ze bevonden zich op ongeveer schootsafstand van ons nachtverblijf, een vroeger klooster. De thermen, de Thermae Balarucanae, zijn heel slecht gebouwd omdat de warme bronnen vaak van plaats veranderen, zoals ik op allerlei plekken heb gemerkt. Daarom is er in Balaruc geen groot bouwwerk opgetrokken, omdat de plaatselijke bronnen noch bestendig noch betrouwbaar zijn. Toch zagen we er veel mannen en vrouwen van hoge afkomst uit Montpellier, Nîmes, Toulouse en andere, ook verder weg gelegen steden, die zich behielpen met de plaatselijke installaties. Want we bevonden ons in het hoogseizoen, te weten de herfst. In het voorjaar zou het hetzelfde zijn geweest. Maar winter en zomer worden door het kuurwezen als schadelijk beschouwd, zodat men het dan vermijdt te komen.

Er zaten weinig mensen in het warme water van Balaruc, omdat er ad hoc ook erg weinig badkuipen of bakken waren. De meesten dronken het water met zes, acht en zelfs twaalf glazen achter elkaar, waarbij ze het aantal langzaam opvoerden, net als bij de zoutwaterbronnen. Iedereen hield zich aan wat de artsen uit Montpellier voorschreven, wat betekent dat het water van Balaruc voor die artsen een rijke oogst vertegenwoordigt. Dit bronwater wordt namelijk slechts gebruikt op recept en voorschrift van deze artsen. Het is van nature warm en zeer zout en voelt modderachtig aan als je het drinkt, bijna als een warme, vuile, zoute soep... Iedereen drinkt zijn portie en maakt een ommetje. De voornaamste dames lopen aan de arm van hun bedienden of minnaars door de velden. Het water van Balaruc werkt ontzettend op de stoelgang, zodat het niemand verbaast dat ze allemaal tussen de struiken zitten te schijten. Want we bevinden ons hier op de oever van het meer, en daar staan geen bomen of gebouwen om je achter te verschuilen. Je kunt je nergens verbergen. Je kunt alle inlichtingen krijgen over het metaal of het mineraal dat dit water bevat en de manier waarop het via een kanaal naar het meer stroomt, dat zich slechts op schootsafstand van de badinrichting bevindt; over de eigenschappen en bijzonderheden van het water van Balaruc vind je alles in een merkwaardig boekje van Monsieur Nicolaas Dortoman, doctor in de geneeskunst te Montpellier. Het is gedrukt in het Latijn en bevat een plattegrond van de warmwaterinstallatie. Het is uitgegeven in octavo. Gezegd moet worden dat er in de vier jaar na mijn eerste bezoek veel in deze plaats is gebouwd.

We hebben dus deze inrichting en alles wat ermee te maken heeft bezocht. Talrijke zakenlieden verkopen er hun waren; er is aan de plek ook een apotheker verbonden die elk jaar gedurende de seizoenen zijn zaak openhoudt. We hebben gezien hoe hier erg vreemde spelen worden beoefend, zoals dat in bijna alle badplaatsen het geval is.”

Dit toneeltje zal niet erg veel verschild hebben van de gang van zaken in de oudheid, al zullen de Romeinen toch wat meer aandacht aan baden en gebouwen geschonken hebben.

In de “bronnen en problemen” is opgemerkt dat het niet te ontdekken valt hoe de route precies gelopen zou moeten hebben en het heeft daarom geen zin om afstanden aan te geven. De aanwijzingen voor het bestaan van de route stammen eigenlijk ook niet uit de oudheid, maar uit de vroege middeleeuwen. Misschien was er toen een belangrijke reden om niet de oude Romeinse weg via St.-Thibéry te volgen (ThCs en BéTh), maar om via de genoemde plaatsen te reizen. Ook de kaart van Cassini geeft hier geen uitkomst, noch het verslag van Thomas Platter. Over de geografische situatie tussen Marseille en Perpignan in de tijd van de Kosmograaf van Ravenna is helaas niets bekend. Het moment waarop de Romeinse routes voor het eerst werden beschreven ligt dan meer dan een half millennium in het verleden, en Cassini nog duizend jaar in de toekomst. Hoe men ten tijde van de anonieme Kosmograaf langs de haltes op deze route reisde zal wel altijd duister blijven.

Niettemin gaan we in het centrum van Castelnau-le-Lez (Sextantio) van start en begeven ons over de wegen D21 en D58 zuidwaarts naar Lattes (Lattara), dat volgens Quid.fr in de oudheid een belangrijke haven was (waarom komt ze dan niet voor in het Itinerarium Maritimum?). Er zijn in ieder geval talrijke sporen uit de oudheid gevonden, waaronder een fries met een adelaar, en een Gallo-Romeinse begraafplaats uit de 1e/2e eeuw. Het volgende station ligt ten zuidwesten van Lattes in het Etang de l’Arnel en vrijwel aan zee. Het heet nu Île de Maguelone (Magalona). Er zijn geen Romeinse resten gevonden. Dat is wel het geval in het nabijgelegen Villeneuve-lès-Maguelone. Er worden Romeinse graven genoemd en maar liefst zeventien Romeinse villa’s. Een dergelijk aantal is voor een plaats in deze streek overigens vrij normaal.

Hierna bleef de route waarschijnlijk aan de zuidzijde van de Montagne de la Gardiole en liep dan langs Vic-la-Gardiole, waar ook Romeinse graven gevonden zijn en sporen van Romeinse bewoning in de 3e en 4e eeuw, naar Frontignan, waar een Romeinse begraafplaats was en in ieder geval één Romeinse villa. Ook in het verderop gelegen Sète bij de door Ptolemaeus genoemde Mons Setius zijn sporen van Romeinse villa’s gevonden. Deze berg werd door Pomponius Mela Mesua genoemd, naar het nabijgelegen Mèze aan de noordkant van het Bassin de Thau. Tegenwoordig heet hij Mont St.-Clair. In de oudheid was het Bassin de Thau naar de zee toe open.

De volgende halte zal dan Balaruc-les-Bains (Calum) zijn, ten westen van Frontignan. Er zijn sporen gevonden van de antieke thermen en tot 1821 waren er nog resten van een aquaduct zichtbaar. Hier en daar zijn nog sporen van Romeinse gebouwen en van graven. De toeristenkaart geeft een Basilique romaine aan. Ook iets naar het noorden, bij Balaruc-le-Vieux aan de Qrique de l’Angle, zijn graven en sporen van villa’s gevonden. De volgende plaats van belang is Mèze (Mesua), aan de noordkant van het Bassin de Thau. Hier zijn resten van antieke kaden gevonden en van een Romeinse weg, die wel tot de Via Domitia gerekend wordt. Sporen van vijfentwintig villa’s! Op de toeristenkaart zijn tussen Mèze en Loupian Ruïnes gallo-romaines aangegeven. Het volgende stadje meer naar het zuidwesten, maar ook aan het Bassin de Thau, is Marseillan. Hierbij worden de sporen van acht villa’s vermeld.

Nu volgt de vierde halte op de route: Agde (Agatha). De naam is waarschijnlijk een verkorting van Agatha Tyche, ook wel Fortuna genoemd, de godin van het goedgunstige toeval. De plaats ligt tussen twee takken van de Hérault als het ware op een eiland. Talrijke vondsten onder water stammen uit de Griekse en Gallo-Romeinse periode. Maar ook al vóór de Griekse periode was het een belangrijke plaats. Quid.fr vermeldt belangrijke Romeinse villa’s, maar niet hoeveel. Dat wordt wel gedaan voor het ten westen van Agde gelegen Vias, langs weg D912. Sporen van dertien villa’s zijn er gevonden. Verderop, bij Portiragnes aan het Canal du Midi, zijn dat er twaalf. Ook bij de volgende plaats, Cers, aan de noordkant van weg N112, waren belangrijke Romeinse villa’s. Verder zijn er munten en inscripties gevonden. Iets verderop, bij Villeneuve-lès-Béziers worden Romeinse graven en veertien villa’s vermeld. Na nog eens zeven kilometer wordt het einde van de route bereikt: het centrum van Béziers (Beterrae).

Het is niet erg zinvol om alle vondsten in wijde omgeving van Béziers te gaan opsommen. Het moet in de oudheid een zeer gewilde en zeer rijke streek zijn geweest en er is bijna geen plaats in de omgeving die zich niet op een Romeins verleden kan beroemen. Ten zuidoosten van de stad zijn dat bijvoorbeeld Sauvian aan de Orb (sporen van 19 villa’s, plus een mijlpaal) en Sérignan (5 villa’s en een graf). De toeristenkaart vermeldt bij Vendres (5 villa’s), ten zuiden van Béziers, nog een Aqueduc romain en de Vestiges du Temple de Vénus. Waarschijnlijk zijn dat echter niet de resten van een tempel, maar van een Nympheum*. Het is echter wel begrijpelijk dat men bij de naam ‘Vendres’ aan Venus denkt (zie ook Port-Vendres op route ElCe).

_________________________________________

  1. Emmanuel le Roy Ladurie: De reis van Thomas Platter 1595-1599. Amsterdam 2003, p. 110/111.